Energie
Het einde van de terugdraaiende teller: allerminst een eenduidig verhaal
Elise Noyez • 17 mei 2021
Tariefstructuur
Met de digitale meter verandert de tariefstructuur voor eigenaars van pv-panelen. De overschotten die de eigenaars op het net plaatsten, kregen zij in het verleden aan dezelfde prijs vergoed als de afname van elektriciteit. Voortaan geldt een injectievergoeding die veel lager ligt, met name rond € 0,04 per kWh. Daardoor groeit met de digitale meter het belang van zelfconsumptie: hoe meer elektriciteit je rechtstreeks van de pv-installatie en niet van het net gebruikt, hoe positiever de balans uitdraait.
De digitale meter doet echter ook het prosumententarief vervallen. Die forfaitaire kost, afhankelijk van locatie en omvormervermogen, werd bepaald op basis van een gemiddeld verbruikspatroon. Dat ging ervan uit dat eigenaars slechts 30% van de hernieuwbare productie rechtstreeks in het huishouden gebruikte. Wie in het nieuwe systeem minder wil betalen dan voorheen, zal zijn zelfconsumptie met andere woorden moeten optrekken tot een niveau boven dat gemiddelde. Hoe groot het eigenverbruik daarvoor precies moet zijn en of dat in een specifieke case ook haalbaar is, is evenwel een complex verhaal afhankelijk van netbeheerder, verbruik, dimensionering, oriëntatie en tal van andere factoren.
Daarnaast zal het aangekondigde capaciteitstarief nog een impact hebben. Vanaf 2022 zal namelijk een deel van de distributienettarieven op basis van de gemiddelde maandpiek in plaats van het totale verbruik aangerekend worden. In het bijzonder voor grote verbruikers met een relatief laag piekvermogen, zoals warmtepompen, kan dat een besparing opleveren.
Dimensionering
Als de sleutel tot een positieve businesscase een voldoende hoge zelfconsumptie is, dan speelt de dimensionering van de pv-installatie op zijn minst een belangrijke rol. Gedimensioneerde installaties in functie van zowel huishoudelijk verbruik als een warmtepomp, bijvoorbeeld, zullen de enorme opbrengsten in de zomer maar moeilijk kunnen valoriseren, waardoor een groot aandeel energie aan een lage prijs geïnjecteerd moet worden. Een kleinere pv-dimensionering, daarentegen, werkt een hoge zelfconsumptie net in de hand. Voor nieuwe installaties lijkt de eenvoudige stelregel van een een-op-eendimensionering, waarbij het vermogen van de installatie gelijk is aan het gemiddeld jaarverbruik, dan ook stilaan verleden tijd.
Ook die andere stelregel, dat pv-panelen best op het zuiden georiënteerd worden, is in de huidige context geen vaststaand feit meer. Op het westen geplaatste panelen, bijvoorbeeld, zorgen voor een lagere totaal opbrengst, maar de piek verschuift wel naar de namiddag en avond toe. Veel gezinnen zijn dan thuis, zodat een groter aandeel van de opgewekte energie direct benut wordt. Nieuwe pv-installaties moeten met andere woorden zoveel mogelijk op het verbruikspatroon, en niet op het verbruik, afgestemd worden.
Flexibele verbruikers
De belangrijkste, en in bestaande installaties quasi enige, manier om de zelfconsumptie op te krikken en de energiefactuur te beperken, bestaat erin het verbruik af te stemmen op de productie – het zogeheten demand side management. Vooral grote verbruikers maken daarin het verschil.
Demand side management vergt vooral een gedragswijziging, al kunnen energiemanagementsystemen het verbruik ook automatisch sturen en optimaliseren, met inachtneming van het comfort. Zo’n systeem leest de gegevens van de digitale meter en weet dus meteen wanneer er zonne-energie op het net geïnjecteerd wordt en grote verbruikers beter aangestuurd worden. De kostprijs bedraagt doorgaans slechts een fractie van de kost voor de totale installatie en het gamma slimme toestellen is constant in ontwikkeling.
Onder de grote verbruikers die hierin een bepalende rol spelen vinden we niet alleen de grote witgoedtoestellen, maar veel meer nog de warmtepomp en elektrische wagen. Veel elektrische voertuigen en laadpalen bieden bijvoorbeeld al de mogelijkheid tot slim laden en bijna alle moderne warmtepompen zijn vandaag uitgerust met een smart grid ready contact voor slimme sturing. Op basis van de momentane opbrengsten en eventueel zelfs voorspellingen kan overdag bijvoorbeeld al het sanitair warm water opgewarmd worden – dit kan ook middels een warmtepompboiler of zelfs elektrische boiler – of kan men de verwarming wat vroeger aanschakelen. Weliswaar gaat op die manier een deel energie via warmteverliezen verloren, maar je kan de afname van het net op een later tijdstip wel beperken. Onderzoek naar het optimale evenwicht is in volle gang, maar uit de eerste onderzoeksresultaten blijkt alvast dat een verbruiker met een gemiddeld tapwaterprofiel via de reeds aanwezig thermische buffer een stijging van 10% of meer in zelfconsumptie kan realiseren.
Energie-opslag
Sinds januari zijn ook steeds meer ogen op thuisbatterijen gericht. Zij zijn de voorbije jaren stelselmatig in prijs gedaald en in prestaties gestegen en kunnen zo de zelfconsumptie quasi meteen met 20 à 30% doen stijgen. In verhouding tot andere oplossingen vergen ze echter nog steeds een grote investering. Eenvoudig te realiseren oplossingen, zoals het optimaliseren van het verbruik en thermische buffering, krijgen daarom vaak voorrang. Enkel wanneer dit niet volstaat om de zelfconsumptie op te krikken, kan men een thuisbatterij in overweging nemen. Reken daarbij op een opslagcapaciteit van maximum 1 kWh per 1 MWh geïnstalleerd pv-vermogen bij een een-op-eendimensionering, en nog minder bij kleinere installaties. Meer opslagcapaciteit staat namelijk gelijk aan een grote meerprijs, maar biedt geen noemenswaardige stijging meer in zelfconsumptie. Of een elektrische wagen in de toekomst als huishoudelijke batterij gebruikt kan worden, is overigens nog onduidelijk en vooral afhankelijk van de garanties die autoconstructeurs kunnen en willen geven.
Noch thermische buffers, noch batterijen zijn echter in staat om – op huishoudelijk niveau – de seizoenen te overbruggen. Hun impact zal het grootst zijn in de tussenseizoenen, maar het hoge verbruik van een warmtepomp in de winter zal je nooit volledig kunnen opvangen.
Warmte- en koelvraag
Evoluties in zowel het klimaat als de isolatiegraad van woningen zullen er de komende jaren echter toe leiden dat de warmtebehoefte in de winter daalt en de koelvraag in de zomer toeneemt. Gaandeweg zal ook dit de situatie hertekenen, in het bijzonder voor warmtepompen. Een warmtepomp die in staat is om actief dan wel passief te koelen, zal een belangrijke meerwaarde betekenen voor het binnencomfort. Gaat het echter om actieve koeling, dan kan de directe opbrengst van de pv-installatie het verbruik dragen.
Energie delen
Nog een mogelijke opsteker, is de Europese directieve rond local energy communities of energiegemeenschappen. Die legt op dat alle lidstaten een regelgevend kader moeten scheppen voor de lokale uitwisseling van energie. In Vlaanderen wordt dat kader halverwege 2021 verwacht, waardoor het later dit jaar nog mogelijk moet zijn om overschotten aan zonne-energie rechtstreeks aan een buurman te verkopen. De precieze modaliteiten zijn nog niet gekend, maar men gaat ervan uit dat de prijs hier hoger zal liggen dan het injectietarief en lager dan de reguliere nettarieven, in het voordeel van zowel aan- als verkoper.
Inmiddels circuleren er talloze simulaties die de impact van de digitale meter proberen te kwantificeren. Zij doen een initiële inschatting, maar zijn allerminst representatief. Noch de onzekerheid over nakende ontwikkelingen, noch de precieze data over opbrengst en verbruik, noch de potentiële impact van onder meer demand side managementstrategieën, kunnen hierin immers in rekening gebracht worden. Een concrete oplossing of streefwaarde is er met andere woorden niet.
Wat wel vaststaat, is het belang van een optimale afstemming tussen opbrengst en verbruik. Hoe hoger de zelfconsumptie, hoe groter immers de kans dat de energiefactuur tot onder het voormalige prosumententarief daalt. Meerdere huishoudens doen op die manier nu al hun voordeel met de digitale meter.
Is er een warmtepomp in het spel, dan wordt de businesscase inderdaad moeilijker, doch niet per definitie onmogelijk. De integratie van SWW-productie, koeling en een smart grid ready interface of andere slimme sturingen lijken alvast noodzakelijke voorwaarden, al is het nog afwachten welke impact onder meer de nieuwe tariefstructuren zullen hebben.
“Duidelijke incentive voor consument en markt”
Jurgen Van Ryckeghem, Lector Energiemanagement, Howest
Een noodzaak en een opportuniteit, zo omschrijft Jurgen Van Ryckeghem de intrede van de digitale meter. “Veel Vlamingen beschouwden de terugdraaiende teller als een verworven recht, maar het systeem zorgde van meet af aan voor een onevenwicht tussen geproduceerde energie en werkelijk verbruik. Niemand werd aangespoord om zijn verbruik op de beschikbaarheid van zonne-energie af te stemmen en er was geen beloning voor zij die dat wel deden. Bijgevolg was er ook geen nood aan slimme toestellen, sturingen of thuisbatterijen.”
“Met de digitale meter betaal je volgens wat je daadwerkelijk afneemt en word je dus geactiveerd om het heft in eigen handen te nemen. In deze digitale tijden waar je van alles nauwkeurig je verbruik kan bijhouden, is het maar logisch dat we eindelijk inzicht verwerven in ons verbruiks- en opbrengstpatroon. Ik ben ervan overtuigd dat dat ertoe zal leiden dat mensen hun elektriciteit een stuk efficiënter gaan gebruiken, zonder verlies aan comfort. Dat is zowel voor de portemonnee als het klimaat een goede zaak, en had in wezen altijd de insteek moeten zijn van het energiebeleid. De slimme systemen die daarvoor nodig zijn bestaan trouwens al langer, maar zullen nu ook op onze markt de nodige kansen krijgen.”
“Nood aan een systeemvisie”
Joannes Laveyne, Onderzoeker Elektrisch Energielaboratorium, UGent
Joannes Laveyne hekelt de aanpak van de Vlaamse overheid in dit dossier. “Iedereen die een beetje vertrouwd was met het dossier, wist dat de overgangsregeling met de terugdraaiende teller niet zou standhouden. Dat opeenvolgende ministers desondanks volhard hebben, is tekenend voor het beleid dat gevoerd – of net niet gevoerd – wordt. Het grootste knelpunt is dat pv-installaties steeds als individuele businesscase in de markt gezet zijn; niet als systeemoplossing. Dat maakt het des te moeilijker om die nuance nu opnieuw in het debat te introduceren. Zonnepanelen spelen nochtans een cruciale rol in het globale hernieuwbare-energieverhaal. De overschotten van één individu gaan immers nooit verloren, maar dragen bij aan de totale beschikbare hernieuwbare energie op het net. Het is een illusie dat elk huishouden dat plaatje voor zichzelf moet rondkrijgen en zeker voor seizoensopslag moet de focus op systeemoplossingen liggen.”
“Dat betekent echter niet dat er geen financiële incentive nodig is. De consument moet aangespoord worden om in hernieuwbare energie te (blijven) investeren. Maar ook dat vraagt een systeemvisie. Geen eenmalige premie, wel een volledige hervorming van de tarieven op basis van CO2-belasting. Dat is een complexe oefening voor zowel Vlaamse als federale overheid, maar een die wel voor investeringszekerheid en de blijvende populariteit van hernieuwbare technologieën zou zorgen. Voor een duurzame toekomst is dat essentieel. Dat hier niet eerder werk van is gemaakt, is een enorme gemiste kans.”