Vóór 2020 was het verdelen van een gemeenschappelijke PV-installatie in sommige cases moeilijk of erg onlogisch. Het doel was om woningen correct te kunnen vergelijken, alsook om alle PV-installaties gelijkwaardig, vergelijkbaar en waarheidsgetrouw te kunnen rapporteren. De gedetailleerde regels resulteerden in bijkomende kosten (omvormers, prosumententarief voor kleine installaties, enz.) en vormden voor bepaalde situaties geen stimulans meer om (extra) PV-panelen te plaatsen.

Voor bouwaanvragen vanaf 2020 zijn de regels versoepeld door een wijziging in de regelgeving.

Wanneer spreken we van een ‘gemeenschappelijke PV-installatie’

 

Een PV-installatie wordt beschouwd als gemeenschappelijk wanneer ze “aangesloten is” op meerdere gebouwen op eenzelfde site of meerdere EPB-eenheden binnen één gebouw.

 

Bijvoorbeeld: een appartementsgebouw met een gemeenschappelijke installatie op het dak, aangesloten op de teller van de traphal; een woning met losstaand schrijnwerkersatelier in de tuin beide aangesloten op de teller van de woning met PV-installatie; een uitbreiding en ingrijpende energetische verbouwing van een kantoor waarop nieuwe PV wordt geplaatst.

 

Voor 2020 was het nodig om steeds de gezamenlijk aangesloten installatie naar ratio van volume te gaan verdelen (t.o.v. het totale volume van de gebouwdelen aangesloten op dezelfde teller) en daarbij alle aangesloten EPB-eenheden, zowel verwarmd als niet-verwarmd, zowel residentieel als niet residentieel in beschouwing te nemen. Dit resulteerde in zeer grote installaties voor een woning als er op hetzelfde perceel bv. een grote loods aanwezig was.

 

Voor stedenbouwkundige vergunningsaanvraag of melding vanaf 1/1/2020 wijzigen de verdeelregels voor dezelfde installatie. Dit geeft de ontwerper(s) en het bouwteam een grotere vrijheid om voor EPB de PV-installatie op een logische manier te gaan verdelen over meerdere EPB-eenheden op eenzelfde perceel of site. Dit impliceert dat PV-panelen eenvoudiger kunnen aangesloten worden op gemeenschappelijke tellers en dat de opbrengst van de PV-installatie aan 1 of meerdere EPB-eenheden manueel (en op een logische manier) worden toegekend in de EPB-berekening. Voorheen leidde dit voor elke EPB-eenheid steeds tot een eigen aansluiting op de kWh-teller en een eigen omvormer aangesloten op een specifiek aantal PV-panelen om van het voordeel te kunnen genieten. Dit is dus niet langer nodig.

 

 

 

Gevolgen van de wijziging

 

De belangrijkste verandering is de vrijheid die het bouwteam krijgt om de PV-installatie over de verschillende EPB-eenheden te verdelen. Dit moet echter steeds op een logische en correcte manier gebeuren. D.w.z. dat:

 

  • Het bouwteam een gerechtvaardigde en beargumenteerbare verdeling moet maken (logisch);
  • Dat PV-panelen NIET dubbel geteld mogen worden bij toepassing op meerdere EPB-eenheden (bv. 15 PV-panelen, 5 appartementen, PV op gemeenschappelijke teller traphal, verdeling van 3 panelen per appartement; of 3 kritieke appartementen aan 5 panelen per appartement.);
  • Het gezond verstand en een zekere logica in de argumentatie aanwezig moet zijn;
  • De economische realiteit de beperkende factor zal zijn in deze verdeling (digitale meters). Het zal immers niet interessant zijn om (in particuliere gevallen) zodanig grote installaties te plaatsen dat ze veel meer opbrengen dan er in de woning wordt verbruikt.

 

Het VEA gaat een aantal voorbeelden uitwerken op basis van gesprekken met enkele stakeholders uit de praktijk en de eerste concrete cases die binnenkomen. Deze zullen in 2020 verschijnen op www.energiesparen.be en de EPB-pedia.

 

Er zal in de nieuwe verdeelsleutel bewust moeten nagedacht worden over PV-panelen, ook vanuit de wijziging naar de digitale meters en hun impact.

 

Ter illustratie: bij een woning met industriële loods kan bijvoorbeeld een geschat verbruik worden gehanteerd om de verdeling van de PV-panelen te doen; de woning kan daarin bijvoorbeeld 80% van de panelen toegewezen krijgen en de loods 20% gebaseerd op het sporadisch gebruik van de loods. Wanneer de loods enkel een opslagplaats is, zou het aandeel voor de woning nog groter kunnen aangenomen worden.

 

 

Sommige regels rond PV blijven van kracht

 

Bij zowel IER als nieuwbouw blijft van kracht dat:

  • Er enkel nieuwe PV-panelen mogen ingerekend worden,
  • Er enkel PV-installaties op de eigen site mogen geteld worden, en
  • Er geen groenestroomcertificaten worden toegekend voor het gedeelte PV dat nodig is om te voldoen aan het minimum aandeel hernieuwbare energie.

Voorbeelden

 

Voorbeeld A: nieuwbouw appartementsgebouw met PV-installatie op het dak, aangesloten op de gemeenschappelijke teller:

  • 20 PV-panelen à 300 Wp
  • 6 appartementen (variërend tussen E30 en E42 bij een eis van E35)
  • Geen micro-omvormers nodig

Optie 1: verdeling op basis van bruto-vloeroppervlakte per appartement

Optie 2: verdeling op basis van verwacht verbruik

 

Wanneer bijvoorbeeld het appartement op het gelijkvloers en het appartement op de bovenste verdieping een hoger E-peil hebben en met een warmtepomp dus een hoger ingeschat elektriciteitsverbruik zullen hebben. Kan een analyse op basis van verbruik van de warmtepomp en een warmteverliesberekening een argumentatie vormen voor een andere verdeling.

 

Andere opties?

 

Uiteraard zijn er steeds andere argumentaties mogelijk. Zo is het mogelijk om een groot panelenveld in de tuin te plaatsen (op de eigen site) of op de carports achter het gebouw en dan logischerwijs te gaan verdelen.

Voorbeeld B: nieuwbouw woning met poolhouse of tuinberging (gebruik onbekend) en PV-installatie op het dak van de woning, aangesloten op de teller:

 

Het VEA laat toe om tuinhuizen, laadpalen voor elektrische wagens, zwembaden, zolders, kelders enz. buiten beschouwing te laten. De opbrengst en volledige PV-installatie kan bijgevolg volledig aan de woning worden toegewezen.

Voorbeeld C: Een ingrijpende energetische renovatie van een woning met aangrenzende loods/industriële verwarmde of onverwarmde ruimte op eigen site/perceel:

Optie 1: verdeling op basis van bruto-vloeroppervlakte

Optie 2: verdeling op basis van verwacht verbruik

 

De loods is een opslagplaats en heeft enkel een stopcontact en enkele lichtpunten die slechts sporadisch gebruikt worden. De loods is onverwarmd en zal dus een bijzonder laag verbruik hebben ten opzichte van de woning. De analyse wijst volgende verdeling uit:

Andere opties?

 

Dit zijn slechts voorbeelden. Andere opties zijn mogelijk, maar moeten steeds logisch en beargumenteerbaar zijn. Het is ook mogelijk om verschillende oriëntaties van PV-panelen te gaan toewijzen aan geschatte uren van aanwezigheid of verbruik (bv. west-gerichte panelen voor de EPB-eenheid van een werkend koppel, zuid-gerichte panelen voor de EPB-eenheid van een gepensioneerd koppel, enz.).

 

 

Conclusie?

 

Door de tekst “aangesloten op” in de regelgeving bij gemeenschappelijke PV-installaties te schrappen uit de wetgeving, ligt de wijze van verdeling van PV-panelen in de EPB-berekening nu volledig bij het bouwteam en de EPB-verslaggever. Daardoor vervallen veel – maar niet alle – gedetailleerde regels. Dit laat veel vrijheid toe, maar dit heeft ook beperkingen. Er kan dus niet zomaar een volledige toewijzing zijn van alle PV-panelen voor 1 gebouw (tenzij dit op één of andere manier logisch beargumenteerd kan worden) noch kan er een dubbeltelling gebeuren over verschillende EPB-eenheden. Dit zal gecontroleerd en gehandhaafd worden door het VEA.

 

Naar staving toe, is het een belangrijke tip om een nota te maken en bij te houden in het dossier met vermelding van de wijze van PV-verdeling. Het is ook aangewezen om alle partijen in het bouwproces (bouwheer/aangifteplichtige, architect, koper, verhuurder en eventueel huurder) op de hoogte te stellen van de toegepaste verdeling.

Bronnen