Bouwstrategiën

BEN project: Cohousing ‘De Sijs’: BEN als onderdeel van een globale duurzaamheidsvisie (OFFICEU)

28 september 2018

In de vallei van de Molenbeek, vlakbij een groengebied aan de rand van de Leuvense binnenstad, verrijst weldra een BEN-cohousingproject: ‘De Sijs’. De bouwaanvraag dateert van 31 oktober 2016, het vooropgestelde K-peil bedraagt K27 en het E-peil E30. Bovenop de BEN-norm behaalt dit project ook een goede score op de Vlaamse Maatstaf voor Duurzaam Wonen en Bouwen. NAV sprak OFFICEU architects, dat zijn naam mag plaatsen onder dit ambitieuze pilootproject.

"De naam van het project is ontleend aan ‘De Sijs’, een beschermde woning met café uit de 18de eeuw die van oudsher de ontmoetingsplaats was in de wijk. Als blijvend herkenningspunt voor de buurt vormt dit gebouw het hart van het project, met de collectieve functies en de hoofdtoegang tot het complex.

 

De Sijs wordt via een L-vormige circulatie-as verbonden met 2 afzonderlijke nieuwbouwvolumes, waar in totaal 12 compacte wooneenheden zijn opgenomen. Deze circulatie-as, met als spil het oude café De Sijs, bevindt zich aan de straatkant van het gebouw en vergroot zo de kans op ontmoeten en versterkt de collectiviteit. Hierbij wordt niet alleen de interactie tussen de bewoners onderling verhoogd maar ook tussen het cohousingproject en de omliggende wijk.

Een groenscherm langs de open circulatiezones van de woongebouwen werkt als visuele filter, brengt groen in de straat en buffert het straatlawaai voor de achterliggende woningen.

 

Een half verzonken, multifunctionele parkeerruimte opent zich naar de tuin en kan ook dienen als uitbreiding van het gemeenschappelijke atelier of als overdekte buitenruimte. Hiermee anticiperen we op een afnemend autogebruik."

Wat maakt dit project tot een pilootproject?

 

“De Stad Leuven, in casu het Autonoom Gemeentebedrijf Stadsontwikkeling Leuven (AGSL), nam het initiatief voor dit betaalbaar en duurzaam cohousingproject. De bouwgrond blijft in handen van de stad en wordt in erfpacht vrijgegeven. Voor de stad Leuven is dit een eerste testcase, met het perspectief op een eventueel latere ontwikkeling van dergelijke typeprojecten. Het AGSL deed hiervoor een oproep naar cohousinggroepen om zich kandidaat te stellen en als bouwheer op te treden.


De geselecteerde groep van bouwheren koos OFFICEU architects via een open ontwerpwedstrijd. Dit omwille van de kwaliteit van het ontwerp, de innovatieve oplossingen voor privacy en collectiviteit, de uitgebreide aandacht voor de context en de integratie van het project binnen de wijk.

 

Het ontwerpproces, waarbij de inbreng van de bouwheergroep van groot belang was, volgde een participatief traject. Aan de hand van op regelmatige basis georganiseerde workshops dachten we samen na over het programma, wensen- en eisenpakket, en werkten wij een conceptueel ontwerp uit.”

 

Was het van bij de start van het eerste ontwerp de bedoeling om BEN te bouwen of is dit gegroeid tijdens het ontwerpproces?

 

“Eén van de eisen opgelegd door AGSL om de grond in erfpacht te kunnen krijgen, was het minimaal behalen van de BEN-norm voor elke wooneenheid. Dit maakt echter deel uit van een groter duurzaamheidsverhaal, namelijk het behalen van een minimale score “very good” op de Vlaamse Maatstaf voor Duurzaam Wonen en Bouwen. Deze Vlaamse Maatstaf voor Duurzaam Wonen en Bouwen, gebaseerd op de internationaal erkende BREEAM-certificering, vormde dan ook vanaf het begin van het ontwerpproces een belangrijke leidraad om het brede scala aan duurzaamheidsaspecten te kwantificeren en het globale duurzaamheid van het project te beoordelen.

 

Het BEN-verhaal vormt een middel om een globaal duurzaam project te realiseren, maar is ook maar een onderdeel binnen het geheel en zeker geen doel op zich. Aangezien onze natuurlijke grondstoffen eindig zijn en de menselijke druk op de planeet onhoudbaar groot wordt, dienen we zowel het ruimtegebruik, het materiaalgebruik als het energieverbruik te beperken, binnen een beredeneerd en onderbouwd kader. Deze maatstaf past perfect in de al even hoge ambities van de groep cohousers, namelijk een duurzaam concept, gebruik waar mogelijk van bio-ecologische materialen en energiezuinig bouwen.”

 

Vormden het cohousingconcept en/of de bewonersgroep een extra uitdaging bij het bekomen van een duurzaam BEN-ontwerp?

 

“Een cohousingproject is in vele opzichten anders en uitdagender dan een standaard groepswoningproject. Naast het duurzaamheidsvraagstuk moeten de collectieve en persoonlijke belangen op elk moment hand in hand kunnen gaan. De bouwheer bouwt niet enkel voor zichzelf, maar voor iedereen in de bewonersgroep.

 

Daarentegen kan de energievraag in cohousingprojecten beperkt worden door kleinere, compactere wooneenheden met gedeelde ruimtes en functies. Tevens kan er meer ingezet worden op collectieve technieken, die (kosten)efficiënter zijn dan individuele.”

 

Vormde de op de erfgoedlijst geklasseerde woning een extra uitdaging in het behalen van de BEN-norm? Hoe gingen jullie daarmee om?

 

“Dat was inderdaad een uitdaging. We hebben er van meet af aan voor geopteerd om de te behouden woning met café niet als wooneenheid in te richten, maar wel om er alle gemeenschappelijke functies in onder te brengen. Dit omwille van de slechte staat van het gebouw, maar ook omdat het erg moeilijk of bijna onmogelijk is om een dergelijk erfgoed efficiënt te isoleren en luchtdicht te maken zonder het karakter van het gebouw aan te tasten. Conceptueel was dit ook de logische keuze, omdat zo het oude cafégebouw terug een gemeenschappelijke functie krijgt, niet enkel op niveau van het project, maar ook op niveau van de buurt.”

 

Welke keuzes maakten jullie op het vlak van de buitenschil, en waarom?

 

“We kozen bewust voor een houtskeletbouw. Dit enerzijds om de wanddiktes zo veel mogelijk te beperken, gezien de zeer beperkte beschikbare ruimte en de vooropgestelde lage U-waardes. Anderzijds omwille van de ecologische aspecten (hernieuwbaar, moduleerbaar, recupereerbaar in de toekomst, minder materiaalgebruik, …)

 

De gevelafwerking bestaat uit kurkpanelen vol gekleefd op een houtvezelplaat. Deze kurkplaten worden bekomen door het onder waterdamp persen van kurkkorrels van mindere kwaliteit en overschotten. Het materiaal is niet enkel een esthetische keuze maar draagt ook bij aan de isolatiewaarde van de gevels. Het is een uitermate waterresistent materiaal, is ademend en rot niet. Door zijn hogere dichtheid isoleert het beter tegen geluid en beschermt het beter tegen oververhitting dan een traditionele lichte gevelbekleding. Het is een natuurlijk gevelmateriaal en heeft een heterogeen uitzicht dat na verloop van tijd lichter zal worden. Het is een materiaal dat in België echter nog zeer weinig wordt gebruikt als gevelafwerking. Dit project zal daarbij het eerste groepswoningbouwproject zijn met deze gevelafwerking.”

 

Welke keuzes werden er gemaakt op vlak van technieken, en waarom?

 

“Initiële kostprijzen en bijkomende terugverdientermijnen hebben de doorslag gegeven voor een zo rationeel mogelijke keuze van technieken ondergebracht in één gemeenschappelijk technisch lokaal.

 

De wooneenheden en de gemeenschappelijke ruimtes worden voorzien van een centraal verwarmingssysteem bestaande uit een gemeenschappelijke condenserende gasketel. Deze ketel zorgt voor de ruimteverwarming alsook voor de naverwarming van het sanitair warm water.  Het sanitair warm water wordt voorverwarmd door zonnecollectoren en verdeeld via een circulatieleiding sanitair warm water met legionellabeveiliging. Het afgiftesysteem bestaat uit vloerverwarming. Tijdens het ontwerp van het project bleek een combinatie van zonneboiler met condenserende gasketel de beste oplossing. De technologische ontwikkelingen rond duurzame energie gaan echter snel vooruit en we anticiperen dan ook zo veel mogelijk op deze ontwikkelingen. Door de technische installaties voornamelijk gemeenschappelijk te voorzien, kan de installatie bij een toekomstige vernieuwing eenvoudig vervangen worden door de op dat ogenblik meest aangewezen installatie op vlak van duurzaamheid, energetisch rendement, kost en terugverdientermijn.

 

In elk appartement hebben we een kleine individuele ventilatie-unit voorzien via een balansventilatiesysteem (D) met warmterecuperatie.”

 

Waar zitten in dit project de grootste energieverliezen en hoe gingen jullie hiermee om?

 

“De belangrijkste energieverliezen zijn de verliezen via de raamoppervlakken. Er is echter gekozen om niet in te boeten op de oppervlakte van de ramen in de zuid- en westgevels, maar om in te zetten op driedubbele zonwerende beglazing en een zeer goed isolerende opake schil. Dit omdat voldoende natuurlijk licht, weids uitzicht en de relatie met het gemeenschappelijke binnengebied zeer belangrijk zijn voor het welbehagen van de bewoners en de architecturale kwaliteiten.” 

Was het moeilijk om de BEN-eisen te behalen voor dit gebouw? Werden er tijdens het ontwerp EPB-simulaties uitgevoerd om zo te komen tot betere E-peilen of andere materiaalkeuzes?

 

“Het was geen onoverkomelijke eis, gezien het goede K-peil en de relatief kleine en compacte wooneenheden. Door de technieken voor verwarming en de productie van sanitair warm water gemeenschappelijk te voorzien, stijgt de (kosten)efficiëntie. Naar aanleiding van de uitgevoerde simulaties hebben we de isolatiewaarde van het dak en de hoeveelheid PV-panelen verhoogd.”

 

Zijn er naast het energieverhaal nog andere aandachtspunten binnen het project?

 

“Energie is slechts een beperkt onderdeel van het globale duurzaamheidsverhaal. Onze architectuur is de ruimtelijke expressie van een intelligente stedelijkheid - urbanity - die een antwoord wil bieden op de groeiende maatschappelijke en ecologische uitdagingen waar we als ontwerper mee geconfronteerd worden. Ze houdt een sterk bewustzijn in van de alomvattende context: mens, milieu, maatschappij, economie, beschikbare ruimte, techniek, materialen, grondstoffen en tijd.

 

Het gebruik van de Vlaamse Maatstaf voor Duurzaam Wonen en Bouwen maakt dat dit project echt in de brede zin duurzaam genoemd kan worden, waarbij ook parameters als de ligging in stedelijke context, de nabijheid van openbaar vervoer, de omgang met de omgeving, de bio-diversiteit, het ecologische materiaalgebruik, de werforganisatie, enz. in rekening gebracht worden. Een vrijstaande woning tussen de velden kan perfect een BEN-woning of beter zijn, maar zal nooit een goede globale duurzaamheidsscore kunnen halen, wat we enkel kunnen toejuichen. Vandaar ook dat het energieverhaal voor dit project slechts een middel is (en geen doel op zich), een onderdeel binnen het geheel, tot de realisatie van een globaal kwalitatief en duurzaam project.”