Het huidige verstrengingspad voor de EPB-eisen loopt slechts t.e.m. 2021. Misschien vraagt u zich af waar het daarna heen gaat met de EPB-regelgeving. Waarschijnlijk hebt u de term ‘EPB2.0’ al eens horen waaien. We bieden u hierbij graag een vooruitblik.

Waar knelt het schoentje?

 

Een studie naar de impact van de EPB-regelgeving sinds 2006 toont aan dat het energieverbruik in gebouwen sterk is gedaald. Anderzijds blijkt dat het theoretisch berekende verbruik en het reëel gemeten verbruik vaak ver uit elkaar liggen. Dit is deels te wijten aan een afwijkend gebruikersgedrag, het gebruik van waardes bij ontstentenis door ontbrekende staving, gebrek aan monitoring en finetunen van technische installaties,…

Daarnaast is er ook een substantieel verschil tussen de EPC en EPB rekenmethode en ondanks de inspanningen zijn er ook grote verschillen in methodiek en procedure tussen de 3 Gewesten.

 

De huidige rekenmethode werd de laatste jaren verder gedetailleerd en uitgebreid, met een steeds complexer wordende regelgeving en rekenmethodiek tot gevolg. Bovendien is er vandaag een grote opkomst aan innoverende technieken die vaak niet of slechts beperkt in de EPB-resultaten in rekening gebracht kunnen worden.

 

Door de herziening eerder dit jaar van de EPBD-richtlijn 2010, is er nood aan een herziening van de energieregelgeving in België. Dit is een opportuniteit om de knelpunten binnen de huidige EPB aan te pakken en verder te durven kijken naar de toekomst. Een belangrijke vereiste uit de EPBD-richtlijn is dat energieverbruik moet berekend worden in kWh/m².jaar.

 

 

Wat gebeurde er in 2018?


Begin dit jaar voerden ECN en BPIE een beleidsondersteunend onderzoek uit om tot een stappenplan EPB 2.0 te komen. Het rapport is raadpleegbaar op de EPB-pedia:

https://www.energiesparen.be/sites/default/files/atoms/files/perspectieven-EPB2.pdf

 

De uitgangspunten van de studie waren:

 

  • Vereenvoudigen van de EPB-berekeningsmethode
  • Een betere relatie tussen het reële en het berekende verbruik
  • Een snellere integratie van de nieuwe technologieën
  • Een betere koppeling tussen EPB en EPC
  • Toewerken naar lagere kosten voor de overheid (software, ontwikkeling berekeningsmethodes)
  • Het benutten van digitale meters
  • Handhaafbaarheid
  • Evolueren richting slimme systemen in gebouwen die zelf reguleren en controleren (cfr. EPBD)

 

Binnen dit onderzoek werd een bevraging uitgevoerd bij de stakeholders van verschillende sectoren. Zo heeft ook NAV zijn visie en ervaring rond EPB naar voren gebracht.

 

 

De richtinggevende conclusies van deze studie waren:

 

  • Differentiatie tussen niet-complexe en complexe projecten,
  • Het gebruik van BIM (building information modeling),
  • Een vereenvoudigde aanpak voor kleine projecten
  • De monitoring van reëel energieverbruik als informerend en gedragsturend element
  • Het gebruik van de synergie tussen slimme energiezuinige gebouwen en de energiemarkt in transitie

 

In navolging van de publicatie van de studie vroeg het VEA aan de betrokken sectoren om midden augustus een concreet voorstel te formuleren voor een EPB 2.0. Momenteel is dit een Vlaamse actie, maar het is wel de bedoeling om een gelijke methode te bekomen binnen de 3 gewesten. Hierbij worden de principes en krachtlijnen voor de rekenmethode onder de loep genomen.

 

 

Het voorstel van NAV

 

  • Een vereenvoudigde aanpak bij niet-complexe projecten

    Allereerst is het belangrijk dat de architect – als voornaamste spil in het bouwproces – 

    een betere voeling krijgt met de regelgeving. Dit komt communicatie en duidelijkheid bij alle bouwpartners ten goede. Daarom is het eerste doel een vereenvoudigde aanpak, waarbij het aantal eisen en subeisen worden geminimaliseerd. Dit geeft de architect opnieuw de middelen om de bouwheer correct te adviseren/sensibiliseren en energiezuinig te ontwerpen.

 

  • Een algemene invoer van een CO2-score op basis van reëel verbruik

    Bij voorlopige oplevering wordt gewerkt naar een theoretische waarde voor CO2 die later gerelateerd wordt aan het totaal reëel (jaarlijks) gemeten energieverbruik (via digitale meters). Zo kan de kloof tussen theoretisch en reëel energieverbruik gedicht worden. Bovendien kan hier op langere termijn ook de LCA van materiaalverbruik aan gekoppeld worden. Bijkomend kan dit sensibiliserend werken voor inspanningen op langere termijn. Bv. via de woningpas kan het kengetal voor de bewoner zichtbaar dalen.

 

  • Streven naar een werktool in vergunningsfase

    Vandaag zijn voor niet-complexe projecten maatregelen te distilleren die tot een verzekerde E30 leiden. Een werktool of maatregelenselectie mogelijk maken voor architecten en ontwerpers kan het implementeren van energiebesparende maatregelen vergemakkelijken voor aanbesteding en uitvoering. Het doel is hierbij te streven naar een evenwicht tussen gebouwschil en technieken.

    Bij de start van de werken en tijdens de uitvoering kunnen de maatregelen dan verder uitgerekend worden tot een CO2-score en/of theoretisch verbruik in kWh/m².jaar.

 

  • Voor complexe projecten is een alternatieve methode vereist

    Door de complexiteit van grote en/of complexe projecten, is de EPB onvoldoende toegerust om innovatie te blijven opvolgen. Daarom is het interessant om ook hier te werken met een CO2-score die sensibiliserend werkt voor investeringen en verdere inspanningen in de toekomst.

    Een maximale CO2-score of verbruik in kWh/m².jaar die moet behaald worden en nog kan bijgestuurd worden gedurende een tijdsbestek van enkele jaren na voorlopige oplevering kan een mogelijke piste zijn.

 

 

En wat nu?

 

Het VEA heeft de voorstellen van de stakeholders samengevat en in 5 verschillende voorstellen ‘gegoten’ (4 voor niet-complexe gebouwen en 1 voor complexe gebouwen). De 4 voorstellen voor niet-complexe gebouwen evolueren van behouden van de huidige methodiek met enkele verbeteringen tot een volledige nieuwe methode om tot vereenvoudiging te komen.

 

Voor de methode complexe projecten zou het ontwerpteam mits het volgen van bepaalde randvoorwaarden meer vrijheid krijgen. 

 

In een specifiek overleg hebben alle stakeholders in de bouwsector, waaronder NAV, hierbij hun voorkeur aan een voorstel gegeven en de gewenste verbeterpunten uitgesproken. Op 20 september gaf NAV bijkomende feedback op de samenvatting van de voorstellen door het VEA.

 

Een door het VEA herwerkt voorstel wordt eind september 2018 voorgelegd aan het kabinet van de Vlaamse minister van energie - Bart Tommelein. Het is nu aan het kabinet om de krachtlijnen voor EPB 2.0 vast te leggen op basis van dit adviesproces. Deze moeten klaar zijn en vastliggen voor de verkiezingen van 26 mei 2019.

 

De implementatie van een nieuwe of aangepaste methode is nu voorzien tegen 2025.