Luchtdicht bouwen is essentieel voor de energieprestatie en het comfort in gebouwen. Toch wordt dit concept nog niet algemeen toegepast in de bouwpraktijk. Het WTCB heeft samen met o.a. het NAV onderzoek gevoerd naar de zin of onzin van specifieke uitvoeringstechnieken voor luchtdicht bouwen en dit aan de hand van concrete casestudies. Het doel van dit onderzoeksproject wasis luchtdicht bouwen meer gangbaar en vertrouwd te maken in de bouw in Vlaanderen.

Het NAV had ondermeer de medewerking gevraagd aan architect Ann De Jaeger voor dit project omtrent luchtdicht bouwen. Na het zoeken van een geschikte werf, hadden de onderzoekers van het WTCB samen met de architect de meest cruciale uitvoeringsdetails besproken en gekozen. In dit artikel vind je een opsomming van deze details.

 

Het gekozen project betreft een vrijstaande woning met een plat dak. De dragende structuur werd in gemetselde snelbouwsteen uitgevoerd. De afwerking langs buiten is een combinatie van buitenbepleistering op het gelijkvloers met verlijmde gevelstenen op de verdieping. De achtergevel bevat een hefschuifraam in een grote vliesgevel. Er werd voor ventilatiesysteem D geopteerd.

 

 

Garage

 

Het WTCB adviseerde om de garage uit het beschermd volume te houden. Een garagepoort kan namelijk een  zwakke schakel zijn in de luchtdichtheid. Uiteindelijk werd de garage toch in het beschermde volume geïncorporeerd omdat het anders een negatieve impact had op het E-peil doordat de verliesoppervlakte van de woning vergrootte.

 

Als compromis moest de garage zo luchtdicht mogelijk afgewerkt worden: de muren werden bepleisterd en de poort moest geplaatst worden in een kader met slabben er omheen. De luchtdichtheid wordt namelijk gemeten over het beschermde volume, inclusief de garage.

De architect wilde uitdrukkelijk aanwezig zijn bij de plaatsing van de poort, maar door een communicatiefout werd de poort geplaatst zonder rekening te houden met de luchtdichte detailleringen (zie verder ‘tussentijdse meting en resultaten’).

Metselwerk en pleisterwerken

 

Architect Ann de Jaeger vertelt: “De binnen- en buitenmuren zijn gemetseld in snelbouwsteen en niet verlijmd uitgevoerd omdat verlijmd metselwerk een groter risico op luchtlekken vormt. Er wordt gewerkt met een tand en groefsysteem waarbij de strekken niet verlijmd worden. Het pleisterwerk zorgt hier voor de luchtdichtheid.”

 

Op het gelijkvloers werd de luchtdichte aansluiting aan de muurvoet verzekerd door de waterkering van op de vorstrand door te trekken tot binnen om deze aan te sluiten op de waterkering die juist onder het niveau van het pleisterwerk zit.

 

Op de verdieping was het voorstel van het WTCB om de pleisterwerken te laten doorlopen tot op de predallen en daarna pas de dekvloer te plaatsen. Dit is echter zo niet uitgevoerd: de dekvloer werd eerst geplaatst en daarna werd er gepleisterd zonder extra luchtdichte maatregelen te nemen. Deze aansluiting werd gemeten met de Flowfinder: dit is een buis die aan een muurvoet wordt geplaatst en waarbij wordt gemeten hoeveel lucht er doorkomt. Uit deze test is gebleken dat deze uitvoering zo goed als geen luchtlekken heeft. Het laten doorlopen van het pleisterwerk tot op de predallen zou weinig verschil hebben uitgemaakt.

Met de flowfinder wordt aan de muurvoet op de verdieping gemeten hoeveel lucht er door de buis komt.

Over gans de woning zijn de muren en de onderkant van de predallen gepleisterd. Tussen beide bouwelementen is een speciaal stopprofiel met soepele dichting gebruikt.

Rondom rond de deuren en ramen is langs binnen alles gepleisterd tot zelfs de venstertablet. Tegen het schrijnwerk werd gebruikt gemaakt van een stopprofiel dat uit verscheidene onderdelen bestaat zoals een pleisteraanslag, een PE-afdichtingsband en een beschermingsstrip. Dit maakt een optimale pleisteraansluiting met het schrijnwerk mogelijk.

 

Muurvoeten

 

De muurvoet en de vorstrand zijn langs buiten luchtdicht gemaakt. De vorstrand is geïsoleerd met cellenglas. De roofing werd over de vorstrand en achter de geïsoleerde plint omhooggetrokken tot de muurvoet en onder het metselwerk. Dit werd aangesloten met de waterkering die opstijgend vocht voorkomt. Speciale aandacht is vereist bij schrijnwerk zodat de continuïteit blijft verzekerd.

Luchtdichte uitvoering van de muurvoet buiten.

Schrijnwerk

 

Bij deuropeningen en ramen die tot op de grond kwamen, zijn extra maatregelen genomen. De aannemer van het schrijnwerk voorzag een EPDM-folie dat continu tot onder en achter de dorpels van het schrijnwerk werd doorgetrokken en dat op zijn beurt werd gebrand aan de roofing, die doorliep tot tegen de thermische onderbrekingsblok. Hierbij moest voor het uitvoeren van de dekvloer de EPDM-folie opgeplooid worden en tegen het schrijnwerkprofiel gekleefd worden. Het hefschuifraam is o.a. op deze manier uitgevoerd.

 

Aansluiting van de verschillende foleis aan vliesgevel.

Bij de aansluiting van een raam of deur tot op de grond met het platte dak, werd de EPDM van het schrijnwerk verlijmd aan de EPDM van het dak.

Aan het buitenschrijnwerk zelf waren geen speciale eisen gesteld.

detailtekening van de aansluiting van folies van een raam of deur met het platte dak.

Andere maatregelen

 

Een open kachel was geen optie in de woonruimte. Lucht wordt namelijk ongecontroleerd naar buiten en naar binnen geblazen. Ook de aansluitingen aan het dak houden een zeker risico in naar luchtdichtheid.

 

De kopse zijden van de stalen liggers zijn opgestort en daardoor luchtdicht gemaakt.

 

 

Het is aangewezen om zo min mogelijk doorvoeren in de buitenmuren te voorzien, omdat deze het luchtscherm plaatselijk kunnen perforeren. Toch werden enkele stopcontacten in de buitenmuur aangebracht. Met de Flowfinder is echter gebleken dat er minimale lekken waren.

 

 

Tussentijdse meting en resultaten

 

Bij de tussentijdse meting was de woning langs binnen gepleisterd maar langs buiten nog niet volledig. Bovendien moest er nog gevloerd worden. De woning werd in onderdruk gezet voor de luchtdichtheidstest. Een afsluitende luchtdichtheidstest is tot op heden nog niet gedaan.

 

De resultaten bij 50 Pa onderdruk waren n50= 1,85. Gedurende deze test werden mogelijke lekken opgespoord met behulp van een rookgenerator. Er waren luchtlekken aan de garagepoort en bij de aansluitingen aan de ramen zelf. Vermoedelijk heeft dat dit te maken met de fabricage (hoeken, rubbers, glaslatten, ...) van de ramen waar tijdens de uitvoering niets meer aan gedaan kan worden. Bij buitenschrijnwerk tot op de grond werden ook luchtlekken onderaan vastgesteld. Vermoed wordt dat de afdichting van de folies niet continu is.

Rook dat binnenkomt onderaan het raam bij het uitvoeren van de test met de rookgenerator.

Aan de hand van rookstaafjes werden ook lekken vastgesteld rondom het buitenschrijnwerk, hoofdzakelijk aan de scharnieren en aan de hoeken. Waarschijnlijk werd het pleisterwerk niet nauwkeurig geplaatst tot tegen het kader. Zo zat bij opengaande delen het scharnier soms te dicht op de muur. “Een les die ik hieruit heb geleerd is dat het beter is om het schrijnwerk kleiner te nemen zodat er voldoende plaats is voor het pleisterwerk aansluitend te kunnen plaatsen”, legt De Jaeger uit.

 

 

Communicatie

 

“Communicatie over deze doorgedreven manier van werken met de andere bouwpartners was niet eenvoudig”, verduidelijkt architect De Jaeger. De architect had op voorhand alle aandachtspunten in het lastenboek en de meetstaat vermeld zodat bij de prijsofferte hiermee rekening kon worden gehouden. “Maar deze manier van werken is nieuw en is niet gekend op een werf. Tijdens de werfvergaderingen moest hier dan ook op gehamerd worden. Gelukkig werkten de werkmannen goed mee en is alles goed verlopen. Het is van belang iedereen goed te informeren”, concludeert ze.

 

 

Meerkost?

 

Deze maatregelen zijn volgens de architect niet veel duurder in uitvoering. “Behalve de uitvoering van de garagepoort”, voegt De Jaeger eraan toe. Enkel de architect kan een meerkost zijn omdat deze gedetailleerde manier van uitvoeren meer controle van de architect vergt. “Je moet de bouwheer overtuigen dat dit de evolutie is van het bouwen en dat we moeten streven naar dergelijke duurzame gebouwen”, verdedigt De Jaeger. “Vooral met de huidige regelgeving voor o.a. ventilatie die strenger wordt, is het van belang een goede luchtdichtheid te hebben, want beide gaan hand in hand”, besluit ze.