Nieuws

VEA zet in op meer praktijkgerichte behandeling van de verdeling van PV-zonnepanelen.

23 oktober 2018

Goed nieuws! Bij ingave in EPB van PV-installaties voor eengezinswoningen is het niet langer nodig om het volume van onverwarmde zolders, kelders of bijgebouwen in rekening te brengen.

Een concrete helpdeskvraag ter illustratie:

 

In een project voor de nieuwbouw van een eengezinswoning wenst de bouwheer zonnepanelen op het dak te plaatsen. Naast de woning wordt er ook een tuinhuis voorzien, dat op hetzelfde elektriciteitsnet zal worden aangesloten. De zonnepanelen worden voorzien op het dak van de woning en er is slechts 1 EAN KWh teller aanwezig.

 

 

Voorheen werd deze situatie als volgt behandeld:

 

Als het fotovoltaïsch zonne-energiesysteem gemeenschappelijk is aan meerdere EPB-eenheden (residentieel en/of niet-residentieel) en/of delen in het gebouw die geen afzonderlijke EPB-eenheid vormen (al dan niet verwarmd), dan wordt de opbrengst verdeeld over de verschillende volumes, die gezamenlijk aangesloten zijn op deze installatie, naar rato van hun volume ten opzichte van het totale volume van de gebouwdelen die de opbrengst van het gemeenschappelijk fotovoltaïsch zonne-energiesysteem delen.

 

Concreet kwam het er dus op neer dat de PV-installatie moest worden verdeeld over alle gebouwen die op de installatie (eenzelfde elektriciteitsnet) worden aangesloten, ongeacht of deze al dan niet verwarmd worden, ongeacht er al dan niet een E-peil berekening geldt. En dit a rato van het volume van elk gebouw (woning, tuinhuis) ten opzichte van het totale volume. 

Als resultaat mochten er dus voor de woning minder panelen worden ingevoerd in EPB dan dat er effectief op het dak lagen. 

 

De opbrengst van een PV-installatie wordt in de berekening van het E-peil volledig afgetrokken van het berekende energieverbruik van een gebouw. Naar aanleiding van de volume gewogen verdeling van de PV-zonnepanelen lag het gewonnen aandeel E-peil punten dus lager.

 

 

Praktijkgerichte aanpak

 

VEA wilt hier nu aan tegemoet komen door een meer pragmatische aanpak. Een PV-installatie die enkel een EPW-eenheid en een onverwarmde kelder, zolder,  AOR of aanhorigheid bedient, zal daarom niet langer als een gemeenschappelijke installatie beschouwd worden. Concreet wilt dit zeggen dat de opbrengst van de PV-installatie in EPB volledig mag doorgerekend worden bij de wooneenheid.

 

Let op, het standpunt van VEA geldt alleen voor een “aanhorigheid”. Bijgebouwen met commerciële activiteit moeten wél meegerekend worden in de volumeverdeling.

 

U kan via deze link meer lezen over gemeenschappelijke PV-installaties.