De zorg voor hulpbehoevende familieleden is voor veel gezinnen een realiteit, die zich meestal onverwachts en plots aandient. Het komt dus regelmatig voor dat in een bestaande woning een zorgwoning gecreëerd wordt. Aangezien dit meldingsplichtig (en in vele gevallen vergunningsplichtig) is, kan ook EPB-plicht van toepassing zijn. Eerder was een zorgwoning in de EPB-regelgeving vaak een afzonderlijke identiteit (EPB-eenheid), met eigen EPB-eisen (S-peil, E-peil, max. oververhitting, max. U-waardes ramen, isolatie van scheidingswanden, enz.). Dit leidde tot heel wat aandachtspunten bij ontwerp, uitvoering en in de EPB-aangifte. Via de wijziging van het Energiedecreet wordt er voorzien dat de tijdelijke ‘zorgwoning’ niet langer een afzonderlijke EPB-eenheid is. Onder strikte voorwaarden kan voorzien worden dat er maar 1 EPB-aangifte voor 1 EPB-eenheid (woning+zorgwoning) dient gemaakt te worden. Deze aanpassing geldt voor bouwaanvragen vanaf 5 december 2020.

Voorwaarden autonome EPB-eenheid

Residentieel worden er EPB-eisen opgelegd per EPB-eenheid. De definitie van een EPB-eenheid is beschreven (Energiedecreet 47°/1) als volgt: een EPB-eenheid omvat

 

“Elke eenheid van aaneengrenzende lokalen die in hetzelfde gebouw liggen, die het voorwerp zijn van werken van dezelfde aarde, die ontworpen of aangepast zijn om afzonderlijk te worden gebruikt en die ten hoogste één wooneenheid bevatten.”

Onder een wooneenheid wordt vervolgens verstaan:

 

Een wooneenheid is elke eenheid in een gebouw die over de nodige woonvoorzieningen beschikt om autonoom te functioneren:

 

  • een verblijfsruimte
  • een toilet,
  • een douche of bad,
  • een keuken of kitchenette.

lees meer

 

 

Nieuw voor zorgwonen

 

In de decreetwijziging wordt volgende toegevoegd aan punt 47°/1:

 

“… waarbij een zorgwoning niet wordt beschouwd als een aparte wooneenheid.”

 

Hierdoor hoeft de (autonome) zorgwoning niet langer als afzonderlijke EPB-eenheid beschouwd te worden (met afzonderlijke EPB-eisen). De zorgwoning moet echter wel aan specifieke voorwaarden voldoen om samen met de woning beschouwd te kunnen worden:

 

  1. in een bestaande (hoofd)woning wordt één ondergeschikte wooneenheid gecreëerd,
    > er wordt m.a.w. alleen een zorgwoning gecreëerd en niet meerdere te verhuren units.
     
  2. de ondergeschikte wooneenheid vormt één fysiek geheel met de hoofdwooneenheid,
    > er worden geen scheidingswanden voorzien, en de inkom is één en dezelfde voor de beide woningen.
     
  3. de ondergeschikte wooneenheid, daaronder niet begrepen de met de hoofdwooneenheid gedeelde ruimten, maakt ten hoogste één derde uit van het bouwvolume van de volledige woning,
    > er wordt maximaal 1/3 van het totale bouwvolume benut door de zorgwoning
     

  4. de creatie van de ondergeschikte wooneenheid gebeurt met het oog op het huisvesten van :
    a) hetzij ten hoogste twee personen, waarvan ten minste één persoon 65 jaar of ouder is;
    b) hetzij ten hoogste twee personen, waarvan ten minste één persoon die hulpbehoevend is.
    (Een hulpbehoevende persoon is een persoon met een handicap, een persoon die in aanmerking komt voor een zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden, een zorgbudget voor ouderen met een zorgnood of een basisondersteuningsbudget als vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°, 2° en 3°, van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming, of een persoon die een behoefte heeft aan ondersteuning om zich in zijn thuismilieu te kunnen handhaven. De kinderen ten laste van de hulpbehoevende persoon worden niet meegerekend bij het bepalen van het maximum van twee personen); 
    c) hetzij de zorgverlener indien de personen, vermeld in punt 1 of 2, gehuisvest blijven in de hoofdwooneenheid.
    > ofwel wonen de hulpbehoevenden in de zorgwoning, ofwel de zorgverlener
     

  5. de eigendom, of ten minste de blote eigendom, op de hoofd- en de ondergeschikte wooneenheid berust bij dezelfde titularis of titularissen.

Aandachtspunten

 

Er zijn nog enkele aandachtspunten bij het beschouwen van een zorgwoning en woning als 1 geheel in EPB:

  • het betreft 1 huisnummer voor beiden
  • de regels voor zorgwoning volgens de VCRO (VCRO art 4.1.1 18°) worden gevolgd. Een belangrijk punt, want daar wordt gesteld dat de functie van woning volledig wordt hersteld als de zorgbehoevende er niet meer woont. Op dat moment is het vereist om de zorgwoning opnieuw te laten opgaan in de woning.
  • het gaat hier enkel om een officiële zorgwoning die ook bij de gemeente wordt gemeld. Die moet aan voorwaarden voldoen. Onofficiële opsplitsingen in aparte wooneenheden blijft u rapporteren als afzonderlijke EPB-eenheden, zelfs als het gaat om een vorm van ‘zorg’, zoals een inwonende ouder of kind (voorbeeld). 

 

Deze nieuwe manier van indelen in EPB geldt voor bouwaanvragen vanaf 5 december 2020.