Een dimensioneringnota voor de bepaling van het stookregime en de warmteafgifte voor verwarmingsinstallaties is vandaag een nuttig instrument om het E-peil te verlagen. Er is in de praktijk echter wel eens discussie over wie dit document kan maken en wat er nu precies moet vermeld zijn om aanvaard te worden door de EPB-verslaggever (en VEA) als bewijsstuk in het dossier. Bovendien is de noodzaak van het document een veel gestelde vraag waarover de architect zijn advies moet geven. De bouwheer kan bovendien ook advies vragen als de nota hem voorgelegd wordt. We sommen daarom de belangrijkste voordelen en vereiste elementen even op. We besluiten met enkele specifieke aandachtspunten voor architecten.

Voordelen

 

Een goede dimensionering van de verwarming is vooral bij lage stooktemperaturen een must. Zo zien we dat bij warmtepompen een dergelijke dimensioneringsnota grote invloed kan hebben op het E-peil zowel bij nieuwbouw als bij energetisch ingrijpende renovaties. Door de wijzigingen van de EPBD (European Performance of Buildings Directive) en de implementatie ervan in de Vlaamse regelgeving, zien we bovendien dat deze dimensioneringsnota ook bij eenvoudige (EPB-plichtige) renovaties aan belang zal winnen in de nabije toekomst.

Belangrijker is uiteraard de winst aan comfort en daling in energieverbruik die een goede dimensionering van het stookregime en dus impliciet het bepalen van de warmteafgifte-elementen (radiatoren, convectoren, vloerverwarming) met zich mee brengt. Een correct gedimensioneerde warmtepomp zal bv. zorgen dat er een beter rendement, kleinere investering, en minder of geen elektrische bijverwarming zal zijn.

 

De opbouw van een dimensioneringsnota (zie bijlage 13 bij het MB van 28 december 2018) kan beschreven worden als volgt:

  • Bepaling van de warmtebehoefte per ruimte (volgens NBN EN 12831-1:2013): zie ook de template voor warmteverliesberekeningen opgesteld door het WTCB,
  • Keuze van het één of meerdere types warmteafgifte (radiatoren, convectoren, vloerverwarming en/of luchtverwarming),
  • Bepaling van het ontwerptemperatuurregime (theoretisch stookregime),
  • Selectie en dimensionering van de afgifte-elementen met technische specificaties, zodat de afgiftevermogens groter zijn dan het berekende warmteverlies per ruimte:
    • Radiator-en convectorselectie volgens NBN EN 442:2015
    • Selectie van de vloerverwarming conform NBN EN 1264-2:2013
    • Selectie betonkernactivering conform NBN EN 15377-1:2008
  • Berekening van het ontwerptemperatuurregime

 

Het doel van het stavingstuk “dimensioneringsnota” is een overzicht te geven van de dimensionering en de technische specificaties van de gekozen afgifte-elementen. Het moet aantonen dat, bij het ontwerptemperatuurregime, de afgiftevermogens voldoende groot zijn om het berekende warmteverlies te compenseren.

 

Het VEA heeft dan ook een template opgemaakt dat ingevuld kan worden om tot een stavingsdocument te komen in de EPB-aangifte, gebaseerd op de vereisten zoals beschreven in bijlage 13 van Bijlage V bij het MB 28 december 2018. Hierin zijn de noodzakelijke parameters opgenomen. Zie voor meer info.

 

 

DEEL 1: warmteverliesberekening per ruimte (bepaling warmtebehoefte)

 

De berekening van het totale warmteverlies per ruimte is gebaseerd op verschillende berekeningsaannames. Deze moeten in het stavingsdocument of -rapport vermeld worden en bevat minimaal:

 

0. contactgegevens van de ontwerper / berekenaar (firmanaam en -adres)

 

1. Aannames omtrent het gebouw:

  • Adres (of specifieke ligging)
  • Type gebouw:
    • niet-residentieel en gebruik, of
    • residentieel (woning of appartement of …)
    • andere types met beschrijving
  • ontwerp minimale buitentemperatuur (°C)

Bron: WTCB

  • mogelijke afkoeling ’s nachts (nachtverlaging temperatuur)
  • gebouwmassa: laag – gemiddeld – hoog
  • luchtdichtheid (n50 in /h)
  • rendement warmterecuperatie ventilatie D in % (zoals bepaald volgens Bijlage G van bijlage V bij het energiebesluit)

 

2. Resultaat van de berekening op gebouwniveau: het totaal berekend warmteverlies in W

 

3. Aannames omtrent de ruimte:

-        identificatie van de ruimte en type gebruik

-        netto vloeroppervlakte (m²)

-        ontwerp ruimtetemperatuur (uit tabel NBN EN 12831 of hogere waarde)

4. berekend warmteverlies in W per ruimte

 

5. overige invoerparameters:

  • U-waarden (W/m²K)
  • Mogelijke andere parameters

 

Het is toegestaan om met minder gunstige invoergegevens te rekenen dan de werkelijke situatie. Dit zal leiden tot een hogere warmtebehoefte en een hogere stookregime.

 

 

DEEL 2 dimensioneringsberekening

 

Uit de dimensioneringsberekening moet de correctheid blijken van de bepaalde vermogens (afgifte). Dit kan door vermelding van minimaal:

 

1. algemene resultaten

  • resulterend stook – of ontwerptemperatuurregime (ontwerpvertrek- en ontwerpretourtemperatuur in °C)
  • totaal vermogen van het afgiftesysteem in W
    • dit moet groter zijn dan het totaal berekende warmteverlies uit de warmteverliesberekening

 

2. resultaten per lokaal

  • berekend vermogen van de afgifte bij het specifiek stookregime (ontwerptemperatuurregime)

DEEL 3 Technische specificaties van de geselecteerde afgifte

 

Het doel is om de theoretische dimensionering te kunnen vergelijken met de effectief geplaatste installatie. Daarom wordt er gevraagd om op te geven welke afgifte-elementen voorzien zijn en hun eigenschappen te specifiëren.

 

Indien er op verschillende regimes gewerkt wordt (bv. vloerverwarming op 40/35°C en radiatoren op 70/50°C), dan moet het duidelijk zijn tot welke kringen de afgifte-elementen behoren.

Per afgifte-element worden volgende minimale gegevens gevraagd, er wordt de keuze gelaten tussen twee opties:

 

1. via directe opgave: er wordt in het rapport vermeld:

  • merk en type
  • technische fiche van de fabrikant voor het afgiftevermogen bij het geselecteerd stookregime
  • ontwerpdebiet door het afgifte-element (af te leiden uit de technische fiche)

 

2. via gebruik van standaard technische fiches

Voor veel gebruikte en standaard afgifte-elementen wordt deze optie gebruikt. Er worden dan volgende parameters meegegeven:

 

a)     radiatoren en convectoren (selectie steeds volgens NBN EN 442)

  • merk en type
  • afmetingen (HxL)
  • vermogen bij 75/65/20 (W)
  • correctiefactor bij ontwerptemperatuurregime (bijvoorbeeld: omzettingsfactor 75/65/20 naar toegepast regime. De factor voor regime 70/50/24 in een badkamer met radiatoren is 1,58. Bij een berekend warmteverlies van 500W bedraagt het minimale afgiftevermogen van de radiatoren bij 70/50/24 min. 790W, wat kan geselecteerd worden in de tabellen bij 75/65/20)
  • vermogen bij het ontwerptemperatuurregime (bv. 70/50/20)
  • ontwerpdebiet door het afgifte-element (m³/h)

 

b).     Vloerverwarming (selectie volgens NBN EN 1264-2)

  • Oppervlakte vloerdeel met vloerverwarming (m²)
  • Vloerafwerking (hout heeft minder afgifte als een tegel)
  • Isolatie onder de buizen: dikte (cm) en lambda-waarde (W/mK)
  • Warmte
  • weerstand boven de buis (m²K/W)
  • Kenmerken van de buizen: materiaaltype, diameter (mm), pasafstand (cm), lengte tot collector (m)
  • Werkelijk afgiftevermogen (W/m²)
  • Verloren warmteafgifte (warmteafgifte naar beneden) (W/m²)
  • Ontwerpdebiet door de vloerverwarming (m³/h)

Ook bij aanwezigheid van andere vormen van koude- en warmteafgifte dienen de nodige parameters beschreven te worden in het stavingsdocument. De details hiervan kan u verder nalezen in bijlage 13 bij het MB van 28 december 2018.

 

c)     Betonkernactivering (selectie volgens NBN EN 15377-1)

d)     Verwarmingsbatterij in luchtgroep (luchtverwarming)

e)     Naverwarmingsbatterij in luchtkanaal (luchtverwarming)

 

 

DEEL 4 nazicht en berekening van het ontwerptemperatuurregime of -stookregime

 

De vertrektemperatuur wordt eenvoudigweg geselecteerd op basis van de hoogste temperatuur van de verwarmingskringen.

 

De retourtemperatuur wordt berekend als gewogen gemiddelde van alle afgifte-elementen. Er wordt hierbij rekening gehouden met het verdeel/distributieconcept.

 

 

Aandachtspunten bij controle en nazicht

 

Een dimensioneringsnota kan in EPB grote voordelen hebben in het geval van warmtepompen en een beperkt voordeel bij ketels. Hoe strenger de E-peil eis, hoe interessanter om deze nota te laten opmaken.

 

Aandachtspunten voor de architect/EPB-verslaggever:

 

1.      Geldigheid als bewijsstuk bij de EPB-aangifte:

De dimensioneringsnota is enkel en alleen geldig als de warmteafgifte globaal én per ruimte groter is dan de warmtebehoefte. Bij de vergelijking op ruimte-niveau is een belangrijke uitzondering toegestaan: voor volgende ruimtes mag aangenomen worden dat de warmtelevering indirect gebeurt (dus zonder afgifte-elementen in de ruimte zelf):

  • Ruimten waar slechts korte tijd vertoeft wordt (ruimte niet bestemd voor menselijke bezetting in de EPB-regelgeving)
  • Ruimten met warmtebehoefte < 10 W/m² (bv. wc)
  • Ruimten met warmtebehoefte < 100 W

Bovendien kan er plaatselijke verwarming gecombineerd worden met centrale afgifte-elementen (bv. elektrische weerstandsverwarming) die ingerekend wordt in het E-peil. Op dat moment hoeft het vermogen van de centrale verwarmingselementen niet groter te zijn dan het warmteverlies.

 

2.      Volledigheid van het rapport/dimensioneringsnota:

Er worden zeer veel aspecten gevraagd te vermelden, het is van belang om te zorgen dat alle elementen aanwezig zijn zoals in de realiteit geplaatst. Mogelijk is een aanpassing as built vereist om een correcte dimensioneringnota te bekomen.

 

3.      Wordt er door de EPB-verslaggever rekening gehouden met een specifiek stookregime in de EPB-berekeningen?

Dan is de dimensioneringsnota een vereiste in de EPB-aangifte. Is de nota onvolledig, incorrect of afwezig, dan worden volgende stookregimes in EPB gehanteerd:

  • Vloerverwarming: 55/45 °C
  • Radiatoren, convectoren (en luchtverwarming): 90/70 °C

Let wel: er is geen verplichting om een dimensioneringsnota voor te leggen. De waardes bij ontstentenis kunnen eenvoudigweg zonder staving worden gebruikt, maar zullen leiden tot een hoger E-peil (en in sommige gevallen bij warmtepompen tot het niet behalen van de hernieuwbare energie-eis).

 

4.      Technische fiche en vermeld stookregime bij de optie ‘directe opgave’ per afgifte-element:

De gevraagde technische fiches bij een geselecteerd stookregime is niet altijd eenvoudig te bemachtigen. Het belangrijkste is dat het stookregime in de fiche overeenkomt met het regime in de nota.

 

5.      Keuze voor lagere binnentemperatuur dan in de norm:

Bij de opmaak van de dimensionering kan het gebeuren dat één graad temperatuursverlaging leidt tot voldoende warmteafgifte. Er moet op gelet worden dat de temperaturen niet lager genomen worden dan in de vermelde tabel (mits uitzonderingen beschreven hierboven).

 

6.      Wijzigingen op de werf of door installateur bij leveringsproblemen:

Leveringsproblemen van de groothandel of een goedkopere keuze van een element kan leiden tot een verschil in de dimensioneringsnota en de realiteit. Daarbij is het van belang de nota te (laten) herzien na uitvoering.

 

Bronnen