Zoeken
146 resultaten gevonden.
A
Is het oppervlakte in m² bepaald op basis van de bruto vloeroppervlakte van het gebouw.
Een aangrenzende ruimte die buiten een beschermd volume gelegen is en niet verwarmd wordt.
Een aangrenzende ruimte die binnen een beschermd volume gelegen is. Bij de bepaling van de energieprestatie wordt aangenomen dat er geen warmteuitwisseling met dergelijke ruimten optreedt.
Aantijd is de de tijdsspanne waarin een installatie in vollast werkt.
De aard van werkzaamheden zijn de type werkzaamheden waarvoor een vergunning of melding aangevraagd werd.
Luchtopening waarlangs lucht de te behandelen ruimte verlaat.
Ander specifieke bestemmingen zijn alle gebouwen die niet vallen onder woongebouw, kantoorgebouw, schoolgebouw, industriegebouw en landbouwgebouw.
B
Fractie van de warmtewinsten door bezonning en interne bronnen, die voor een afname van de netto energiebehoefte voor ruimteverwarming in het beschermd volume zorgt.
Het beschermd volume is het volume van alle ruimten in een gebouw die thermisch afgeschermd zijn van de buitenomgeving (lucht of water), de grond en alle aangrenzende ruimten die niet tot een beschermd volume behoren. Het beschermd volume wordt berekend op basis van buitenafmetingen, met inbegrip van het volume van de binnenwanden. De afbakening tussen twee aan elkaar grenzende beschermde volumes wordt gevormd door de hartlijn van de tussenliggende scheidingsconstructie. De aanwezigheid van thermisch isolerende lagen in de constructieonderdelen geeft een aanduiding van welke ruimten tot het beschermd volume behoren en welke niet. Het beschermd volume omvat minstens alle geklimatiseerde ruimten. Elke ruimte waarin een warmteafgifte- en / of koudeafgifte-element (radiator, vloerverwarming, warme of koude lucht inblaasmond, ventiloconvector, enzovoort) is geplaatst, wordt altijd beschouwd als geklimatiseerd. Elke ruimte waarin mensen wonen, werken, logeren, sporten, verzorgd worden, inkopen doen, hun vrije tijd doorbrengen, enzovoort, wordt altijd beschouwd als geklimatiseerd (bv. een slaapkamer of een kantoor dat niet geklimatiseerd wordt, behoort altijd tot het beschermd volume). Ruimten die in open verbinding staan met elkaar worden beschouwd als één ruimte. Dit betekent dat een niet-geklimatiseerde ruimte in open verbinding met een geklimatiseerde ruimte samen als één geklimatiseerde ruimte wordt beschouwd.
Bezettingsfactie is de tijd dat een bepaalde functie in gebruik is (= bezettingsduur)
Lengte gemeten binnen een vertrek van een gebouw van wand tot wand of van vloer tot plafond.
Deel van een gebouw, zoals muur, vloer, dak.
Een ‘bouwknoop’ is een plaats in de gebouwschil waar extra warmteverlies kan optreden, ook wel ‘koudebrug’ genoemd. Als je aandacht schenkt aan een koudebrugarme detaillering en een correcte uitvoering, kan je in principe niet meer spreken van een 'koudebrug'. Daarom hanteert de Vlaamse overheid de term ‘bouwknoop.
Volume- of massameter met weergave van een numerieke meterstand (resolutie < 1 m³ of 1 kg), uitgerust met een systeem (type impulsgever) dat een automatische opneming (d.w.z. niet manueel – visuele weergave) van de meterstand toelaat.
De bruikbare oppervlakte in m² wordt bepaald op basis van de brutovloeroppervlakte (buitenafmetingen) van het te renoveren gebouw of nieuwe gebouwdeel.
Bruikbare vloeroppervlakte is de som van de bruto vloeroppervlakten van alle vloerniveaus binnen het beschermd volume van het gebouw.
Bruto energiebehoefte voor koeling is de energie die door de koelinstallatie aan het verdeelsysteem (of opslagsysteem) voor koeling wordt overgedragen.
Bruto energiebehoefte voor ruimteverwarming is de energie die door de warmteopwekkingsinstallatie voor ruimteverwarming aan het verdeelsysteem (of opslagsysteem) voor ruimteverwarming wordt overgedragen.
Bruto energiebehoefte voor warm tapwater is de energie die door de warmteopwekkingsinstallatie voor warm tapwater aan het verdeelsysteem voor warm tapwater wordt overgedragen.
Dit is de vloeroppervlakte gerekend met buitenafmetingen inclusief grondoppervlakten van binnen- en buitenwanden maar beperkt tot de zone waar er minstens 1,50 m bruikbare hoogte beschikbaar is.
Het bruto volume is het totaal beschermd volume, inclusief het volume van wanden, vloeren en daken.
Lengte gemeten aan de buitenzijde van een gebouw.
De gemiddelde temperatuur van de buitenlucht over een bepaalde periode.
C
De calorimeters zijn van het integrale type: ze zijn uitgerust met een elektronische rekeneenheid die de numerieke integratie uitvoert van het gemeten waterdebiet en het verschil in watertemperatuur tussen de vertrek- en de retourleiding. De meter moet voldoen aan de klasse 2 volgens de norm NBN EN-1434 warmtemeters.
Centrale verwarming is de installatie voor verwarming waarbij een warmtetransporterend fluïdum de opgewekte warmte naar meer dan één ruimte binnen het beschermd volume transporteert.
Is een verklaring die meer zekerheid biedt over de (gedeclareerde) eigenschappen. Een certificatie kan gebeuren op niveau van de grondstof, op niveau van de producten en op het niveau van de plaatser. De instituten die in België zorgen voor de certificatie zijn BUtgb (Belgische Unie voor de technische goedkeuring in de bouw) en BCCA (Belgian Construction Certification Association). Een certificatie van een product kan aangetoond worden met een BENOR-of ATG-certificatie, een Keymark-certificatie, een CE-markering,….
Collectieve verwarming is de installatie bedoeld voor de verwarming van meer dan één EPB-eenheid.
De compactheid van een gebouw wordt gedefinieerd als de verhouding van het beschermd volume over het totale verlies oppervlak.
Overgang van een gasvormige stof naar een vloeistof. Luchtvochtigheid kan condenseren op een oppervlakte, wanneer de oppervlaktetemperatuur of ook de temperatuur van de omgevingslucht op het oppervlak, lager is dan de luchttemperatuur in de omgeving, maw, wanneer de dauwpuntstemperatuur bereikt is.
Warmtegeleiding. Overdracht van thermische energie tussen naburige deeltjes. De energie wordt hierbij steeds van de warme naar de koude deeltjes overgedragen. In tegenstelling tot convectie vindt bij conductie geen warmtetransport plaats.
Warmtetransport waarbij de thermische energie van het ene lichaam, vloeistof naar het andere lichaam, vloeistof of gas gaat.
De verhouding tussen het verwarmingsvermogen en het opgenomen vermogen van een warmtepomp. (coefficient of performance)
D
Totaalmaat van de toevoeropening minus de inbouwflensmaat. Al deze maten worden beschouwd langs de binnenzijde.
Dampdiffusie houdt in dat waterdamp altijd van zones met een hoge dampspanning (en dus een hoge concentratie aan damp) gaat naar zones met een minder hoge waterdampconcentratie. Als de lucht aan de ene zijde van de buitenwand een hogere dampdruk heeft dan aan de andere zijde, zal de waterdamp door het verschil in dampdruk door de voegen, spleten en poreuze materialen van de wand stromen. Hoe dampopener de materialen, hoe gemakkelijker de damp doorheen de wand zal diffunderen.
De dampdiffusieweerstand geeft aan in welke mate een materiaal waterdamp kan doorlaten. De hoeveelheid damp die door een constructie wordt getransporteerd, is afhankelijk van de grootte van het verschil in dampdruk tussen beide zijden van de constructie, en de mate
8
waarin de constructie weerstand biedt aan de diffusie. Die weerstand wordt uitgedrukt in het dampdiffusieweerstandsgetal (μ-waarde) dat de verhouding weergeeft van de dampweerstand van een materiaal ten opzichte van de dampweerstand van een laag stilstaande lucht van dezelfde dikte. Een voorbeeld: met een μ-waarde 100 heeft beton een grote dampdiffusieweerstand en is het dus heel dampdicht.
Temperatuur, waarbij water condenseert. Bij een dauwpunttemperatuur is de lucht meer dan 100% verzadigd. Wanneer de lucht geen waterdamp meer kan opnemen, vormt er zich condensatie.
Het opwekkingsrendement van een installatie onder gedeeltelijke belasting.
Onder direct elektrische verwarming worden alle verwarmingssystemen verstaan op basis van de opwarming van een elektrische weerstand.
Luchtopening om lucht van de ene naar de andere te behandelen interne ruimte door te laten.
Rekenkundige gemiddelde waarde van de binnenluchttemperatuur en de gemiddelde stralingstemperatuur van alle wanden die de binnenomgeving omringen.
E
Het peil van primair energieverbuik van elk deel van gebouw met afzonderlijk gebruik of bestemming.
Het getal dat gebruikt wordt om het rendement van een koelmachine te duiden.
Effectieve thermische capaciteit of thermische inertie is de capaciteit van een bouwconstructie om warmte op te slaan en geleidelijk terug af te geven.
Eindenergieverbruik voor koeling is de eindenergie nodig om de bruto energiebehoefte voor koeling te dekken.
Eindenergieverbruik voor verwarming is de eindenergie nodig om de bruto energiebehoefte voor ruimteverwarming te dekken.
Eindenergieverbruik voor warm tapwater is de eindenergie nodig om de bruto energiebehoefte voor warm tapwater te dekken.
De elektriciteitsmeter meet de actieve energie weergegeven in de vorm van een numerieke index met een minimale resolutie van 1 kWh, meters op DIN-rails. De meter beantwoordt aan de normen NBN EN 62053-11 en NBN EN 62053-21.
Verhouding tussen de hoeveelheid energie die door het oppervlak op een bepaalde temperatuur door infraroodstraling wordt uitgezonden en de hoeveelheid energie die door infraroodstraling wordt uitgezonden door een zwart lichaam op dezelfde temperatuur.
Symbool: ε
Besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid, inclusief eventuele latere wijzigingen.
Een deel van het beschermd volume met homogene technische installaties. In woongebouwen is er in de meeste gevallen sprake van slechts 1 energiesector en valt dit samen met het beschermd volume.
Eindenergie nodig om de bruto energiebehoefte voor ruimteverwarming, inclusief de hulpenergie voor het functioneren van de installatie, te dekken.
Eindenergie nodig om de bruto energiebehoefte voor warm tapwater te dekken.
Een gebouw of deel van een gebouw waarvoor de energieprestatie bepaald wordt. Er worden 2 types onderscheiden: EPW-volume en EPU-volume.
EPB-eenheid is elk deel van een gebouw met eenzelfde bestemming dat één fysiek geheel vormt
EPN-eenheid is elke eenheid van aangrenzende lokalen die in hetzelfde gebouw liggen, die het voorwerp zijn van werken van dezelfde aard, die ontworpen of aangepast zijn om afzonderlijk te worden gebruikt en die een niet - residentiële bestemming hebben met uitzondering van industriële gebouwen en landbouwgebouwen.
EPN-methode is de rekenmethode waarmee het E-peil, per nietresidentiële eenheid, berekend wordt. Die berekeningsmethode wordt bepaald door bijlage VI van het Energiebesluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010
Een gebouw of deel van een gebouw met een kantoor- of schoolbestemming waarvoor de energieprestatie bepaald wordt volgens bijlage VI bij dit besluit (Bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van kantoor- en schoolgebouwen).
EPW-eenheid is elke wooneenheid dat voorwerp is van werken van dezelfde aard.
EPW-methode is de rekenmethode waarmee het E-peil, per wooneenheid, berekend wordt. Die berekeningsmethode wordt bepaald door bijlage V van het Energiebesluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010.
Een woning of wooneenheid waarvoor de energieprestatie bepaald wordt volgens onderhavige bijlage.
Het equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen (Wequiv in W/m²) is het bepaalde specifiek geïnstalleerd vermogen vermenigvuldigd met de respectievelijke correctiefactoren voor aanwezigheidsdetectie, daglichtsturing en/of dimmen, als die sturingen voorzien zijn. De correctiefactoren zijn combineerbaar.
F
Fictief referentiegebouw is het referentiegebouw waarmee het werkelijk gebouw vergeleken wordt om het E-peil te bepalen.
Fluxcodes zijn de voorstelling van de lichtverdeling van een armatuur en worden bepaald op basis van de waarden FC1, FC2, FC3, FC4, F en PHIS.
Voorziening voor de opvang en omzetting van zonne-energie in elektriciteit.
Functioneel deel is een ruimte of groep van ruimten, binnen een EPNeenheid, met dezelfde functie. Er worden 18 verschillende functionele delen gedefinieerd
G
Gebouw is een deel van een project met eenzelfde ‘aard van werkzaamheden’. Elk gebouw heeft één ‘aard van werkzaamheden’, vormt één fysiek geheel en definieert één beschermd volume.
Gebruikskenmerken zijn functie-specifieke parameters zoals de binnentemperatuur, de bezettingstijd, de werkingstijd van de verlichting, enz.
De gebruiksoppervlakte van een ruimte of van een groep van ruimten is de oppervlakte, gemeten op vloerniveau, tussen de opgaande scheidingsconstructies die de ruimte of groep van ruimten omhullen.
Verwachte waarde van een thermische eigenschap van een bouwmateriaal of -product, bekomen op basis van gemeten waarden bij referentieomstandigheden van temperatuur en vochtigheid, voor een bepaalde fractie en graad van betrouwbaarheid en in overeenstemming met een redelijke verwachte levensduur in normale omstandigheden.
Is een door de fabrikant opgegeven verwachte l-waarde op basis van principes opgenomen in NBN EN ISO 10456. Deze lD–waarde wordt door middel van statistische methoden berekend, op basis van l-waarden die onder welbepaalde omstandigheden werden gemeten, op basis van de NBN EN-productnorm of een ETA (Europese technische goedkeuring).
H
Bouwlaag met constante dikte die thermische eigenschappen heeft die uniform zijn of die als uniform kunnen beschouwd worden.
Hulpvariabele Xm is de verhouding tussen ‘de warmtevraag’ en ‘de warmte die maximaal door het preferente toestel kan geleverd worden bij constante werking op vol vermogen’, bepaald op maandbasis.
Ventilatie waarin de natuurlijke ventilatie gedurende een bepaalde tijd kan worden ondersteund of vervangen door de mechanische ventilatie.
I
Ongecontroleerde doorgang van lucht in een ruimte via lekken in de schil van die ruimte.
Hoeveelheid buitenlucht die per tijdseenheid door infiltraite het beschermd volume of een energiesector binnenkomt.
Infraroodstraling is elektromagnetische warmtestraling. Ieder object met een temperatuur boven het absolute nulpunt (O Kelvin=-273,15°C) geeft infrarood warmtestraling af.
De warmte van personen, verlichting, ventilatoren, pompen en alle andere apparatuur, die binnen het beschermd volume vrijkomt.
Condensatie houdt in dat waterdamp neerslaat op een oppervlak dat kouder is dan de omgeving. De diffusie van waterdamp doorheen een constructiewand kan resulteren in een te grote concentratie waterdamp. Als het dauwpunt wordt bereikt, zal de waterdamp neerslaan als condensatiewater en hebben we af te rekenen met inwendige condensatie. Inwendige condensatie doet zich voor op het scheidingsvlak tussen twee lagen, waar een temperatuur heerst die lager is dan de dauwpunttemperatuur.
Constructie of deel van een constructie dat de scheiding vormt tussen het beschermd volume en een aangrenzende, al dan niet verwarmde ruimte.
K
Het jaarlijks primair energieverbruik voor ruimteverwarming, de opwekking van warm tapwater, koeling, hulpfuncties, en in geval van kantoren en scholen ook verlichting, berekend volgens de EPB-methode. De primaire energiebesparing door zelfopgewekte elektriciteit m.b.v. een fotovoltaïsch systeem of m.b.v. een installatie voor gecombineerde warmtekrachtopwekking wordt in mindering gebracht.
Het luchtdebiet bij een drukverschil van 50 Pa, als afgeleid uit de druk/luchtdebiet karakteristiek van het betreffende woongebouw of berekend volgens de methode bij ontstentenis.
Oppervlakte van de vloer gedeeld door de halve perimeter van de vloer.
L
Is volgens het Transmissiereferentiedocument (Belgisch Staatsblad, 08/12/2010) ‘de rekenwaarde van de warmtestroomdichtheid pereenheid lengte en per eenheid temperatuursverschil die in stationaire toestand optreedt in een bouwmateriaal of bouwproduct, onder bepaalde specifieke binnen- of buitencondities, die als typisch kunnen beschouwd worden voor de prestaties van het betrokken product of materiaal indien het in een bouwelement
geïntegreerd is’.
Ook gordijngevels genoemd, bestaan uit een combinatie van beglazingen, profielen en ondoorschijnende vulpanelen en die als één module geassembleerd zijn in een afzonderlijk kader.
Component van een installatie die ontworpen is om een bepaalde luchtstroming aan de in- of uitgang van een te behandelen ruimte te bekomen. Luchtopeningen kunnen automatisch, vast of manueel zijn.
M
Deel van een product, ongeacht de vorm en de afmetingen en zonder bekleding of coating.
Ventilatie die door een of meerdere ventilatoren tot stand wordt gebracht.
N
Ventilatie die onder invloed van wind en het temperatuurverschil tussen de lucht buiten en de lucht binnen tot stand komt.
Ventilatie ten gevolge van drukverschillen en zonder hulp van mechanische apparaten die de lucht in beweging brengen.
Energie die nodig zou zijn om gedurende een zeker periode het warm tapwater van koud naar de gewenste temperatuur op te warmen bij gebruik van een installatie met systeem- en opwekkingsrendement 1.
Netto energiebehoefte voor koeling is de energie die nodig zou zijn om het beschermd volume gedurende een zekere periode op binnentemperatuur te houden bij gebruik van een installatie met systeemen opwekkingsrendement gelijk aan 1.
Energie die nodig zou zijn om het beschermd volume gedurende een zekere periode op binnentemperatuur te houden bij gebruik van een installatie met systeem- en opwekkingsrendement 1.
Netto energiebehoefte voor warm tapwater is de energie die nodig zou zijn om gedurende een zekere periode het warm tapwater van koud naar de gewenste temperatuur op te warmen bij gebruik van een installatie met systeem- en opwekkingsrendement gelijk aan 1.
= gebruiksoppervlakte.
Zijn lagen in de bouwconstructie waarvan de warmteweerstand het resultaat is van twee verschillende materialen die samen in één laagdikte voorkomen. Houten keperwanden met isolatie of een houten dakconstructie zijn typische voorbeelden van niet-homogene lagen.
Notional building approach is de berekeningsmethode voor het bepalen van het E-peil van een EPN-eenheid. Deze berekeningsmethode bestaat uit de verhouding van het karakteristiek jaarlijks energieverbruik van het werkelijk gebouw en het karakteristiek jaarlijks energieverbruik van een vergelijkbaar gebouw, waar een vast referentiemaateregelenpakket betreffende de gebouwschil en systemen op is toegepast.
O
Het ventilatiedebiet waarvoor het ventilatiesysteem wordt ontworpen.
Geen zonnestraling doorlatend (tegenovergestelde van transparant).
Opwekkingsrendement is de verhouding van de door een warmteopwekkingstoestel extern afgeleverde warmte tot de verbruikte energie.
P
Verhouding tussen het karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik van het beschermd volume en een referentie karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik, vermenigvuldigd met 100.
Is het elektrisch vermogen in W bepaald door de som te nemen van de elektrische vermogens van alle elektrische warmwaterproductietoestellen.
Piekvermogenaanvulregeling is de regeling waarbij de niet-preferente toestellen enkel aanvullend in werking treden tijdens periodes waarin de vermogensvraag groter is dan wat het preferente toestel kan leveren, en indien bovendien tijdens die periodes het preferent toestel op maximaal vermogen in werking blijft.
Piekvermogenschakelregeling is de schakel regeling tussen preferente en niet-preferente toestellen indien het niet om een piekvermogenaanvulregeling gaat.
Installatie voor ruimteverwarming waarbij de warmte wordt afgegeven in de ruimte waar zij wordt geproduceerd.
De verhouding tussen het verwarmingsvermogen en het opgenomen vermogen van een warmtepomp (coefficient of performance).
Het jaarlijks eindenergieverbruik van de woning vermenigvuldigd met een primaire energieconversiefactor. Deze factor laat toe om verschillende types energie (bijvoorbeeld elektriciteit en energie uit gas of gasolie) bij elkaar op te tellen. De conventionele primaire energieconversiefactoren uit de EPB-regelgeving worden gebruikt.
Primaire energiefactor is de conversiefactor om van eindenergie naar primaire energie te gaan.
Eindvorm van een materiaal, gereed voor gebruik, met beplaade vorm en afmetingen en voorzien van bekleding en coating.
Project is het geheel of een deel van de werkzaamheden waarvoor een vergunning verleend is.
R
Droog resulterende temperatuur in een vertrek.
Luchttemperatuur van de buitenomgeving bij een volledig bewolkte hemel.
Waarde van de thermische eigenschap van een bouwmateriaal of -product onder specifieke binnen- en buitenomstandigheden van temperatuur en vochtgehalte, die als typisch kunnen beschouwd worden voor dat materiaal of product wanneer dit geplaatst is in een bouwdeel.
NOTA: een product of materiaal kan verschillende rekenwaarden hebben naargelang van de toepassing.
De relatieve vochtigheid RV geeft de hoeveelheid waterdamp - uitgedrukt als een percentage van de maximale hoeveelheid waterdamp - in de lucht aan bij een gegeven temperatuur.
- •De maximale hoeveelheid waterdamp in de lucht is afhankelijk van de temperatuur. Hoe lager de temperatuur, hoe minder vocht de lucht kan bevatten en hoe sneller het vocht in de lucht condenseert en vochtproblemen veroorzaakt.
- Als RV = 100%, is een maximale hoeveelheid waterdamp in de lucht aanwezig. De lucht is dan verzadigd en er vormt zich condens.
- Schimmelvorming vereist een relatieve vochtigheidsgraad van minimaal 70% à 80%. Schimmels groeien het snelst bij een relatieve vochtigheidsgraad van 90 tot 100%.
Ruimte die voorzien is om mensen langere tijd te laten vertoeven.
Ruimte die voorzien in om mensen bij een normaal gebruik slechts een relatie korte tijd te laten vertoeven. Indien in een ruimte een werkplek voorzien wordt, dan valt de ruimte niet in deze categorie.
S
Seasonal energy efficiency ratio; De SEER van een koelinstallatie is gelijk aan de geleverde koel-energie gedurende een typisch koelseizoen gedeeld door de totale elektrische input gedurende dezelfde periode. Bij de berekening van de SEER wordt niet alleen rekening gehouden met het rendement van het toestel maar ook met de variabelen die het uiteindelijk energieverbruik voor koeling beïnvloeden zoals de het feit dat de koelinstallatie niet altijd op vollast werkt, de wijze van regeling en de leidingisolatie.
De verhouding tussen de afgegeven warmte en de verbruikte energie bij een warmtepomp gedurende een zekere periode.
Het specifiek geïnstalleerd vermogen (w in W/m²) is de som van het geïnstalleerd vermogen van vaste verlichtingstoestellen (aan plafond muur en vloer), inclusief het vermogen van de ballasten en de transformatoren, gedeeld door de nettovloeroppervlakte van het lokaal.
Deze testwaarde, die werd gerealiseerd in optimale omstandigheden, zal echter niet noodzakelijk als dusdanig gebruikt worden om het jaarverbruik van de warmtepomp te bepalen. Om rekening te houden met de werkelijke omstandigheden waarin de warmtepomp in praktijk werkt, wordt de COPtest vermenigvuldigd met een aantal correctiefactoren zodat een gemiddelde jaarlijkse COP wordt bekomen, de seizoensprestatiefactor (SPF) genoemd.
De seizoensprestatiefactor SPF wordt bepaald volgens de methode beschreven in bijlage V van het Energiebesluit.
Fractie van de opgewekte bruikbare warmte die effectief wordt benut. Het systeemrendement wordt opgesplitst in een verdelings- en een afgifterendement.
T
Meettechnologie dat warmtestraling maw de temperatuurverdeling van het oppervlak van objecten dmv de thermische camera weergegeven wordt.
Luchtopening waarlangs lucht in de te behandelen ruimte binnendringt.
Zonnestraling in min of meerdere mate doorlatend, al dan niet met behoud van een helder beeld. (Transparant omvat dus zowel het begrip doorzichtig als het begrip doorschijnend). Het tegenovergestelde van opaak.
U
Constructie die of deel van een constructie dat de scheiding vormt tussen het beschermd volume en de buitenlucht, de grond of water.
V
Gewilde toe-en afvoer van lucht naar en uit een te behandelen ruimte.
Hoeveelheid buitenlucht die per tijdseenheid door ventilatie wordt toegevoerd.
Afgesloten deel van een gebouw met een onafhankelijk ventilatiesysteem.
Fractie van de opgewekte warmte of koude die effectief aan de verwarmingselementen wordt geleverd. Staat bij een gebouwgebonden productie het opwekkingstoestel niet in het gebouw, dan zitten in het verdeelrendement ook de warmteverliezen van de leidingen tussen de plaats van opwekking en het gebouw.
De verliesoppervlakten zijn alle scheidingsconstructies, zoals buitenmuren, daken, vloeren …, die het bescherm volume omsluiten.
Vertrek of ruimte die verwarmd (gekoeld) wordt op een ingestelde temperatuur.
Vloerconstructie voor dewelke de gehele vloer zich boven het grondpeil bevindt, waardoor er zich een luchtlaag bevindt tussen de vloer en de grond.
NOTA: Deze luchtlaag, ook kruipruimte genoemd, kan al of niet geventileerd zijn en maakt meestal geen deel uit van het beschermd volume van een gebouw.
Vloerconstructie die over zijn gehele oppervlakte in direct contact is met de grond.
Opwekkingsrendement van een warmte-opwekkingsinstallatie bij nominaal vermogen.
Vormfactor is de correctiefactor toegepast op het fictief referentiegebouw indien de compactheid van eht werkelijke gebouw onder de drempelwaarde zakt.
Vraagprofiel is het profiel van de warmtevraag bij preferente en nietpreferente warmte-opwekkers.
W
Hoeveelheid warmte die in een stationaire toestand doorheen een bouwdeel gaat, gedeeld door de oppervlakte en het temperatuurverschil tussen de binnen-en de buitenomgeving aan weerszijden van het betrokken bouwdeel.
Symbool: U
Eenheid: W/m²K
Rekenwaarde van de warmtestroomdichtheid per eenheid lengte en per eenheid temperatuurverschil die in stationaire toestand optreedt in een bouwmateriaal of bouwproduct onder bepaalde specifieke binnen-of buitencondities, die als typisch kunnen beschouwd worden voor de prestaties van het betrokken product of materiaal indien het in een bouwelement geïntegreerd is.
Symbool: λu
Eenheid: W/mK
De totale warmtestroom door transmissie die in stationaire toestand optreedt tussen een (verwarmd) binnenruimte en de buitenomgeving, gedeeld door het temperatuurverschil tussen de binnen- en de buitenomgeving (beide temperaturen zijn uniform beschouwd).
Symbool: HT
Eenheid: W/K
Warmtestroom door ventilatie tussen een binnenruimte en de buitenomgeving, gedeeld door het temperatuurverschil tussen de binnen- en de buitenomgeving.
Symbool: Hv
Eenheid: W/K
De hoeveelheid warmte die per tijd naar (of uit) een systeem wordt gevoerd (of afgevoerd).
Symbool: Φ
Eenheid: W
Warmtestroom per oppervlakte.
Symbool: q
Eenheid: W/m²
Hoeveelheid warmte die het beschermd volume gemiddeld per eenhied van tijd verliest.
De omgekeerde waarde van de warmtedoorgangscoëfficiënt van een bouwelement onder bepaalde specifieke binnen- of buitencondities die als typisch kunnen beschouwd worden voor de prestaties van het betrokken bouwelement.
Symbool: R
Eenheid: m²K/W
Som van de zonnewinsten, die via de transparante scheidingsconstructies het beschermd volume binnenkomen, en van de interne warmteproductie.
Gecombineerde opwekking van elektriciteit en warmte, waarbij de warmtelevering beperkt blijft tot de gebouwen op het eigen perceel en de totaal door de installatie te leveren warmte eenduidig kan worden vastgesteld.
Wooneenheid is een eenheid dat over de nodige woonvoorzieningen beschikt om autonoom te kunnen functioneren. Deze woonvoorzieningen zijn een toilet, een douche of bad en een keuken of kitchenette.
Z
De verhouding tussen de bezonningsstroom die door een beglazing naar binnen komt en de bezonningsstroom die op de beglazing invalt. In de zonnetoetredingsfactor zitten zowel de directe en de diffuse transmissie als de indirecte winsten die het gevolg zijn van de absorptie van de bezonningsstroom. Voor het onderling vergelijken van beglazingssystemen wordt om meet technische redenen de zonnetoetredingsfactor voor loodrecht invallende directe straling gebruikt.