België is qua oppervlakte een klein land met sterk geaderde auto(snel)wegen. Het treinverkeer kent sinds de laatste decennia belangrijke uitbreidingen (cfr. hogesnelheidstrein) en ook het luchtverkeer met de bijhorende geluidsproblematiek neemt toe. We hebben ook sterk geïndustrialiseerde zones nabij woongebieden. Het valt dan ook niet te verwonderen dat geluidshinder ten gevolge van buitenlawaai steeds meer en meer een belangrijker aandachtspunt geworden is.

De stoorbronnen zijn dan ook meestal laagfrequente bronnen, die moeilijker geweerd kunnen worden op akoestisch vlak, zeker als men denkt dat de meeste architecten opteren voor grote glasoppervlakten in hun ontwerpen. Het combineren van bouwfysische, ruimtelijke en esthetische vereisten is daarom geen sinecure.

Akoestische eisen voor gevels

De akoestische eisen voor de gevelisolatie van buiten naar binnen ter plekke zijn specifiek toegespitst op laagfrequent lawaai (lagere tonen) en zijn erop gericht om een bepaald comfort te garanderen binnenshuis. Er zijn twee kwaliteitsniveaus te onderscheiden: "normaal comfort" (waarbij statistisch 70% van de gebruikers tevreden zijn) en "verhoogd comfort" (waarbij statistisch 90% van de gebruikers tevreden zijn). De eis in situ hangt af van het aanwezige (referentie) buitenlawaai op de locatie waar men wil (ver)bouwen, zijnde de LAref-waarde. Men kan deze bepalen door ter plaatse te meten (meest nauwkeurige methode) of door het type omgeving te linken aan de algemene typebeschrijvingen die men terugvindt in de desbetreffende norm.

 

De norm geeft ons dan twee eisen: een eerste set eisen toegespitst op het gevelvlak in zijn geheel in situ en een tweede set eisen in labo toegespitst op de gevelelementen die het gevelvlak uitmaken. Als voldaan is aan de eerste set eisen dan vervallen de tweede set eisen automatisch, hoewel de tweede set eisen de basis vormt voor het ontwerp.

 

De akoestische eisen zijn verplicht toe te passen op elk gebouw waarvoor een bouwaanvraag met architect is ingediend.

 

Akoestische normen van toepassing op gevelisolatie

  • Voor woongebouwen: NBN S01-400-1 (2008)
  • Voor schoolgebouwen: NBN S01-400-2 (2012)
  • Voor kantoorgebouwen, ziekenhuizen, rusthuizen, hotels: NBN S01-400 (1977)
  • Opmerking: voor kantoren is er een nieuwe norm in de maak

 

Ontwerpfactoren

 

Bepaling van de akoestische eis voor het gevelvlak

 

We bepalen eerst de geluidsbelasting in de omgeving (loodrecht en in het midden op 2 m van de meest belaste gevel van het -eventueel nog te bouwen- gebouw) door metingen of indien niet anders mogelijk door de omgevingsklassen uit de norm.

Hieruit halen we de referentiewaarde voor de omgeving: LAref. De parameter LA (voor hetzelfde gevelvlak) wordt bepaald uit LAref. Indien het om een nieuwbouw gaat en het gebouw staat er nog niet: LA = LAref + 3 dB. Indien het gaat om een renovatie: LA = LAref. Voor de andere gevelvlakken bepaalt men LA uitgaande van de regels uit de norm. De oorspronkelijke positie om LAref te bepalen is van belang in die zin dat eventuele balkons de waarde voor LA nog verder kunnen beïnvloeden (hier geeft de norm enkele rekenregels in de bijlagen met betrekking tot de "vormfactor").

 

Uitgaande van LA bepaalt men afhankelijk van de specifieke situatie de DAtr = D2m,nT,w + Ctr = "gewogen gestandaardiseerde geluidsdrukniveauverschil voor een gevelvlak voor wegverkeerslawaai".

Meting omgevingslawaai: het opmeten van het karakteristieke omgevingslawaai gedurende een representa

Bepaling van de akoestische eis voor de gevelelementen (die deel uitmaken van het gevelvlak)

De akoestische “default-eisen” geldig in het labo voor de gevelelementen worden bepaald uitgaande van de waarde voor DAtr, de verhouding van het relevante oppervlakte van het gevelvlak ten opzichte van het volume van de ontvangstruimte en van het al dan niet aanwezig zijn van ventilatieroosters. Hier heeft men dus de grootheid RAtr (de gewogen geluidverzwakkingsindex van een bouwelement met het typespectrum voor wegverkeerslawaai voor geldig in labo) voor gevelelementen (vb. venster) en DneAtr (het gewogen element-genormaliseerd niveauverschil voor met het typespectrum voor wegverkeerslawaai geldig in labo) voor ventilatieroosters (deze waarde behelst de waarde in geopende “basisstand”). De totale oppervlakte van de cruciale gevelelementen in een gevelvlak wordt de "Snetto" genoemd. Deze wordt gemeten vanuit de binnenkant van de ruimte afgeschermd door de gevel. Met "cruciaal" bedoelt men de gevelelementen die een akoestische prestatie RAtr < 48 dB behalen. In de meeste gevallen is dit de oppervlakte van het venster.

Akoestisch ventilatierooster: voorbeeld van een akoestische ventilatierooster, noodzakelijk wanneer

Controlemeting in situ

Bij een controlemeting in situ wordt vooraf afgesproken welk gevelvlak zal worden getest. Men voert de test uit volgens de norm (NBN EN) ISO 16283-3. Hierbij wordt een luidspreker met witte ruis gericht naar het midden van het gevelvlak onder een hoek van 45° (tophoek kegel). Vervolgens wordt op 2 m van de gevel in het midden en loodrecht gemeten, het geluidsdrukniveau opgemeten (=L1,2m). Daarna meet men het geluidsdrukniveau in de afgesloten ruimte achter de gevel (=L2). Men meet tenslotte nog de nagalmtijd (T) in de afgesloten ruimte. Men deze gegevens berekent men (voor alle verschillende frequenties, normaal tussen 100 Hz en 5000 Hz): D2m,nT = L1,2m - L2 + 10 log (2T). Hieruit berekent men dan de grootheid DAtr (met de norm EN ISO 717-1) en vergelijkt men met de opgestelde eis in situ.

 

Praktisch

  • Bij de keuze van het glas tijdens het ontwerp baseert men zich op de ontwerpeisen voor de gevelelementen. Let op dat we moeten rekening houden met de reële oppervlakte van het glas. De technische fiches met akoestische prestaties voor beglazingen zijn bijna altijd opgesteld voor een afmeting 1,25 m x 1,50 m. Dus als de beglazing in het ontwerp een grotere maat heeft, moeten we de prestatie uit de technische fiche verlagen. Als vuistregel kunnen we stellen dat bij verdubbeling van de maat, we forfaitair de prestatie verlagen tot - 3 dB.

 

  • De (negatieve) impact van het raam (profielen) moet ook ingeschat worden. Hiervoor wordt best aangeraden om bij de fabrikant na te gaan welke impact dat profiel heeft. Dit is complex en hangt af van: materiaal, dichtingen, oppervlakte en type glas.

Vergelijking beglazing: vergelijking tussen de geluidsisolatie van een symmetrische (4-12-4) en asym

  • Bij het gebruik van een ventilatierooster wordt er vanuit gegaan dat deze steeds in open stand is (basisventilatie). Dus bij het opvragen van technische fiches moet naar de prestatie gekeken worden in open toestand! Praktisch kan men zeggen dat als de eis voor DneATr groter is dan 27 dB, men moet overgaan tot akoestische ventilatieroosters. Als de waarde voor DneAtr groter is dan 43 dB, dan moet men overgaan tot een ventilatiesysteem D.
  • Bij stenen massiefbouw zullen enkel de vensters en openingen relevant zijn in de berekening van Snetto. Voor een houten constructie, traditionele daken, glazen gordijngevel of gordijngevel uit kunststofmateriaal opgebouwd wordt meestal het totale gevelvlak relevant in de berekening van Snetto.

 

  • Bij de meting en/of berekening van de gevel wordt meestal beroep gedaan op een akoestisch studiebureau.

Dakopbouw: opbouw van een zadeldak waarbij de binnenafwerking onder de gordingen en het gebruik van

Bronnen
  • M. Blasco – De akoestische norm, boek FUNDAMENT 240 p, artikel 6.9, p204-206, 2016
  • M. Blasco - Akoestische gevelisolatie voor woongebouwen in België, NAV tijdschrift, 2013
  • NBN S01-400-reeks: Belgische akoestische normalisatie