EPB-regelgeving

Wat is er op til binnen de EPB-regelgeving? - 8 sept. 2011

17 november 2011

Voor alle stedenbouwkundige vergunningen die ingediend werden vanaf 1 januari 2006 is de energieprestatieregelgeving van kracht. Deze EPB-eisen zijn een dynamische materie, met steeds nieuwe aanpassingen en wijzigingen.

Op 19 mei 2010 werd de gereviseerde EPBD-richtlijn (2010/31/EU) goedgekeurd. De gereviseerde EPBD-richtlijnen, de richtlijnen voor hernieuwbare energie (2009/28/EG) en een 2-jaarlijkse evaluatie binnen het VEA leiden tot het wijzigen van de regelgeving op het vlak van EPB, EPC en de keuringen van installaties.

 

Op voorstel van Vlaamse minister Freya Van den Bossche werd op 20/05/2011 het wijzigingsbesluit van de energieregelgeving definitief goedgekeurd door de Vlaamse overheid. Het wijzigingsbesluit over het energiebeleid verscheen op 29 augustus 2011 in het Belgische staatsblad. Een aantal van de wijzigingen zijn van toepassing voor stedenbouwkundige vergunningsaanvragen of meldingen vanaf 8 september 2011.  

 

De volgende aanpassingen zijn geldig voor stedenbouwkundige vergunningsaanvragen of meldingen vanaf 8 september 2011.

 

Bij het wijzigingen van een bestaande stedenbouwkundige vergunning, worden de onderstaande redeneringen toegevoegd:
 

  • Bij de uitbreiding van het gebouw met een subdossier gelden de EPB-eisen op het subdossier van het moment van de aanvraag van wijziging.
  • Indien een wijziging van een bestaande stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd zonder een uitbreiding met een subdossier, zijn de EPB-eisen geldig van de oorspronkelijke aanvraag.
  • Als er echter voor het hele gebouw, inclusief de wijzigingen, een volledig nieuwe stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd en verleend, dan geldt het EPB-eisenpakket van op het moment van die laatste aanvraag.
  • Bij de regularisatie van een bouwmisdrijf, zijn de EPB-eisen geldig van op het moment dat de werken gestart werden.

 

Voor de verbouwing van de monumenten en gebouwen gelegen in een beschermd stads-, dorpsgezicht of landschap moeten de verbouwde en vernieuwde daken en vloeren voldoen aan de U-max en R-min. Een uitzondering is enkel per dossier mogelijk, er zullen geen systematische vrijstelling meer gegeven worden. Het indienen van een startverklaring en van een EPB-aangifte is vanaf 8sept. 2011 dan ook nodig.


De aanpassingen welke betrekking hebben op de ventilatie:

 

  • Indien men bij verbouwingen niet kan voldoen aan de ventilatie luchttoevoer eisen volgens de tabel 1 van NBN D50-001 (bij residentieel) of volgens bijlage X bij energiebesluit (bij niet-residentieel) mag men gebruik maken van een bijkomende regel. Voor zowel residentieel, als niet-residentieel mag men rekenen met 45m³/h per lopende meter venster dat vervangen of toegevoegd wordt.
  • Het wordt enkel verplicht om het vereiste ventilatiedebiet te behalen, berekend op basis van de oppervlakte van de ruimte in de uitbreiding, van het nieuwe gedeelte.
  • Bij niet-residentiële gebouwen zijn er geen ventilatie-eisen bij traphallen.
  • Bij industriële gebouwen zijn er geen ventilatie-eisen voor laad-en losruimten.
  • Het opslagmagazijn wordt een nieuw type ruimte in de tabel 7.2.1 in bijlage X. Hieraan wordt een bezetting van 100m² per persoon gekoppeld.

 

EPB-eisen bij renovatie:

 

  • Als een nieuw gebouwde residentiële ruimte alleen met bestaande ruimten in verbinding staat via bestaande verticale scheidingsconstructies waaraan niets vervangen, vernieuwd of verbouwd wordt, dan hoeft de ruimte:
  • Niet voldoen aan de luchtafvoereisen, als de nieuwe ruimte een woonkamer, slaapkamer, studeerkamer, speelkamer of analoge ruimte is
  • Niet voldoen aan de luchttoevoereisen, als de nieuwe ruimte een keuken, toilet, wasplaats, badkamer, droogplaats of analoge ruimte is.

 

EPB-eisen bij 2 functiewijziging met beschermd volume groter dan 800m³

 

  • Enerzijds is dat voor een functiewijziging, waarbij er na de werkzaamheden in tegenstelling tot voordien, energie verbruikt wordt om ten behoeve van mensen een specifieke binnentemperatuur te verkrijgen. Anderzijds is dat bij functiewijziging van een industrieel gebouw naar woon-, kantoor- of schoolgebouw. In beide gevallen moet het beschermd volume van de functiewijziging groter zijn dan 800 m³. Hiervoor gelden volgende eisen:
  • Een maximum K65
  • De ventilatie eisen voor nieuwe gebouwen met dezelfde bestemmingen
  • Voor de nieuwe, vernieuwde en verbouwde constructiedelen moet er voldaan worden aan de max. u-waarden en de min. R-waarden.


Het wijzigingsbesluit legt twee verstrengingsstappen vast.

 

Een eerste stap is voorzien voor dossiers met een stedenbouwkundige aanvraag of melding vanaf 01/01/2012.

 

  • Voor woongebouwen, kantoren en scholen mag het E-peil maximaal E70 bedragen.
  • Om de kwaliteit van de gebouwschil te verbeteren wordt het K-peil verlaagd naar een K40 voor woongebouwen, kantoren, scholen en gebouwen met andere specifieke bestemmingen.
  • Ook de maximale U-waarden en minimale R-waarden worden verstrengd.
  • Voor nieuwe industriële gebouwen wordt de keuze tussen de K-peil eis en U-en R-waarden–eisen geschrapt. De beide eisen gelden.
  • Om te voorkomen dat woningen enkel door technieken een laag E-peil bereiken, wordt een bijkomende verplichting opgesteld voor elke wooneenheid, nl de eis van netto-energiebehoefte voor verwarming met een max van 70 kWh/m².

 

Een tweede verstrenging is voorzien voor dossiers met een stedenbouwkundige aanvraag of melding vanaf 01/01/2014.
 

  • Voor woongebouwen, kantoren en scholen wordt dan een E60 geëist.
  • Ook de maximale U-waarden en minimale R-waarden worden opnieuw verstrengd.

 

Er werden ook enkele aanpassingen aan de berekeningsmethodiek doorgevoerd.

(Hieronder kunt u enkele belangrijke fragmenten vinden uit de nieuwsbrief 2011-07 van VEA)

 

Deze aanpassingen zijn van toepassing op:
 

  • de dossiers met stedenbouwkundige vergunningsaanvraag of melding vanaf 1 januari 2012;
  • de dossiers met stedenbouwkundige vergunningsaanvraag of melding vóór 1 januari 2012 én waarvan de EPB-aangiften worden ingediend vanaf 1 januari 2013.

 

Er werden aanpassingen vastgelegd bij welke testomstandigheden de prestatiecoëfficiënt van de warmtepomp moet worden bepaald.

 

  • voor warmtepompen die buitenlucht als warmtebron gebruiken, geven de ‘standard rating conditions’ niet-representatieve (te gunstige) resultaten voor het Belgische winterklimaat. 7°C als brontemperatuur is niet representatief voor een gemiddelde buitenluchttemperatuur in het verwarmingsseizoen in België. Voor warmtepompen die lucht als warmtebron hebben, moet daarom de COPtest worden bepaald bij 2°C. Dat geeft een eerlijkere vergelijking tussen de verschillende types warmtepompen.
  • er zijn enkele nieuwe configuraties met lucht toegevoegd.
  • Voor warmtepompen die hun warmte uit grondwater halen, werd de temperatuur ook aangepast: in de norm wordt getest op basis van een invoertemperatuur van 15°C. Die temperatuur is echter te hoog en werd aangepast naar 10°C.
  • in de norm is nergens sprake van warmtepompen met bodem als warmtebron. De bodemwarmtepompen worden daar vermeld bij de ‘water-water-warmtepompen’. Om het voor de gebruiker eenvoudiger te maken, wordt het type warmtepompen met bodem als warmtebron expliciet opgenomen in de tabel met de nieuw opgelegde testomstandigheden.

 

Fotovoltaïsche panelen op het gebouw

 

  • De energieprestatieregelgeving stelt dat enkel fotovoltaïsche zonne-energiesystemen die volledig geplaatst zijn op het gebouw waar het beschouwde EPW- of EPU-volume deel van uitmaakt (d.w.z. op daken of gevels), mogen worden meegerekend in het E-peil.
  • De technologie is intussen geëvolueerd naar hogere rendementen, met als gevolg dat een aanpassing van de reductiefactor zich opdrong. De reductiefactor RFpv van het PV-systeem wordt nu voor alle mogelijke opstellingen gelijk gesteld aan 0,75.

 

Warmtekrachtkoppeling

 

  • In het wijzigingsbesluit wordt de berekeningsmethodiek voor een warmtekrachtkoppeling gewijzigd.
  • In de nieuwe methode zijn andere technologieën en motoren mogelijk.
  • Er zijn exactere waarden bepaald voor de fractie van de thermische behoeften die door WKK gedekt worden voor verschillende types gebouwen.
  • Ook werd er rekening gehouden met de toevoeging van een opslagreservoir, welke een onmiskenbare invloed heeft op de fractie van de thermische behoeften die door WKK wordt gedekt.

 

Warmteterugwinapparaat

 

  • Bij het opstellen van de procedures voor de opname van warmteterugwinapparaten in de EPB-productdatabank, bleek dat de norm NBN EN 308 onvoldoende duidelijk is.
  • In een nieuwe bijlage G wordt een eenduidige testmethode vastgelegd, gebaseerd op de norm NBN EN 308.

 

Vraaggestuurde ventilatie

 

  • Een recente ontwikkeling waarbij het bewuste ventilatiedebiet op een gecontroleerde manier en met garantie voor de binnen luchtkwaliteit wordt verminderd, is vraag gestuurde ventilatie.
  • Wijziging voor EPW-methode:
  • In de formules voor het bepalen van het bewuste ventilatiedebiet in EPW (bijlage V van het Energiebesluit van 19 november 2010, punt 7.8.4) wordt een factor toegevoegd die rekening houdt met de invloed van de vraagsturing. In een volgende EPB-softwareversie zal die factor worden aangevuld.

 

NAV probeert de architecten zo goed als mogelijk te adviseren, met de beperkingen dat we ook niet altijd over alle antwoorden beschikken. NAV kan echter niet verantwoordelijk gesteld worden voor een verkeerde interpretatie, evenmin voor de gevolgen van dit bericht.